Oefentoets H5 Planten

Oefenen Hoofdstuk 5
Planten
DENK AAN JE REKENMACHINE!
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Oefenen Hoofdstuk 5
Planten
DENK AAN JE REKENMACHINE!

Slide 1 - Diapositive

WAT WEET JE?

Deze oefening bestaat uit 34 vragen. 

Klik op de plaatjes om ze te vergroten!


Slide 2 - Diapositive

Deel A
Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn.


Slide 3 - Diapositive

Een stamper is een vrouwelijk voortplantingsorgaan van een bloem
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quiz

Insectenbloemen maken meer stuifmeelkorrels dan windbloemen
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quiz

Bij veel windbloemen steken de helmknoppen buiten de bloem uit.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quiz

Nummer 3 geeft een mannelijk voortplantingsorgaan aan
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quiz

Op de plaatsen 1 en 2 kunnen zich stuifmeelkorrels bevinden.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quiz

Op plaats 3 kan bevruchting plaatsvinden.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quiz

Uit een vruchtbeginsel ontstaat een bevruchte eicel.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

Deel B
Beantwoord de volgende open vragen.

Wanneer een nummer wordt gevraagd, typ dan alleen het cijfer in (bijv: '2' en niet 'bij nummer twee').

Slide 11 - Diapositive

Hoeveel vruchtbeginsels zijn er
in de afbeelding getekend?
(typ alleen het getal)

Slide 12 - Question ouverte

Hoeveel zaadbeginsels zijn er in
de afbeelding getekend?
(typ alleen het getal)

Slide 13 - Question ouverte

Met welk nummer is in deze
afbeelding een mannelijk
voortplantingsorgaan
aangegeven?

Slide 14 - Question ouverte

Wat is de functie van deel 4?

Slide 15 - Question ouverte

De bloem van de afbeelding is bestoven.
Hoeveel zaden kunnen er in deze situatie
maximaal ontstaan?

Slide 16 - Question ouverte

In een courgette zitten 250 zaadjes. Uit hoeveel stampers is de courgette ontstaan?

Slide 17 - Question ouverte

In een courgette zitten 250 zaadjes. Hoeveel stuifmeelkorrels zijn er minstens op de stempel van de bloem van de courgetteplant terechtgekomen?

Slide 18 - Question ouverte

Deel C
Beantwoord de volgende meerkeuzevragen.
Kies steeds het beste antwoord.

Slide 19 - Diapositive

Is deze bloem een windbloem of een insectenbloem?
A
windbloem
B
insectenbloem

Slide 20 - Quiz

Wordt in deze bloem nectar gemaakt?
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quiz

In welke delen van bloemen komen
zaadbeginsels voor?

A
alleen in helmdraden
B
alleen in helmhokjes
C
alleen in een vruchtbeginsel
D
in de meeldraden en in de stampers

Slide 22 - Quiz

Bij welke bloemen zijn de stempels het grootst, bij windbloemen of bij insectenbloemen?
A
windbloemen
B
insectenbloemen

Slide 23 - Quiz

Wat is de functie van deel P
in de afbeelding?
A
Het vormen van eicellen.
B
Het vormen van stuifmeelkorrels.
C
Het aanlokken van insecten.
D
Het beschermen van de bloem in de knop.

Slide 24 - Quiz

Is deel P in de afbeelding
opvallend gekleurd?
En deel Q?
A
Alleen deel P is opvallend gekleurd.
B
Alleen deel Q is opvallend gekleurd.
C
Deel P en deel Q zijn beide opvallend gekleurd.
D
Geen van beide delen is opvallend gekleurd.

Slide 25 - Quiz

In de afbeelding gaat stuifmeel van de ene
bloem naar de andere bloem.
Bij welke pijl(en) is er sprake van bestuiving?

A
1, 2 en 3
B
1 en 2
C
alleen 1
D
2 en 3

Slide 26 - Quiz

Welke bloem is (of welke bloemen zijn) windbloem(en) in de afbeelding?
A
alleen bloem 3
B
alleen bloemen 1 en 2
C
alle drie de bloemen
D
geen van de drie bloemen

Slide 27 - Quiz

Bij welke bloemen zijn de kroonbladeren
meestal groen?
A
Alleen bij insectenbloemen.
B
Alleen bij windbloemen.
C
Zowel bij insectenbloemen als windbloemen.

Slide 28 - Quiz

Drie gebeurtenissen zijn:
1 De kern van de stuifmeelkorrel komt bij de eicel.
2 Er vindt bestuiving plaats.
3 Er groeit een stuifmeelbuis uit een stuifmeelkorrel.
Wat is de juiste volgorde van deze gebeurtenissen?
A
1-2-3
B
2-1-3
C
2-3-1
D
3-1-2

Slide 29 - Quiz

Een bepaalde bloem bevat veel zaadbeginsels. In een van de zaadbeginsels bevindt zich een bevruchte eicel.

Heeft in deze bloem bestuiving plaatsgevonden?
En heeft in deze bloem bevruchting plaatsgevonden?

A
zowel bestuiving als bevruchting
B
alleen bestuiving
C
alleen bevruchting
D
geen bestuiving en geen bevruchting

Slide 30 - Quiz

Een bepaalde bloem bevat veel zaadbeginsels. In een van de zaadbeginsels bevindt zich een bevruchte eicel.

Wat ontstaat er uit de bevruchte eicel?

A
een kiem
B
een vrucht
C
een zaad

Slide 31 - Quiz

In de afbeelding is een plant met twee bloemen
schematisch getekend. De pijlen geven manieren
aan waarop bestuiving kan plaatsvinden.
Bij welke van de pijlen is er sprake van kruisbestuiving?

A
Alleen bij pijl 1.
B
Alleen bij pijl 2.
C
Zowel bij pijl 1 als bij pijl 2.
D
Bij geen van beide pijlen.

Slide 32 - Quiz

Een bepaalde vrucht heeft haakjes.
Op welke manier wordt deze vrucht verspreid?
A
Door de wind
B
Door de plant zelf
C
Door dieren
D
Door water

Slide 33 - Quiz

Van bloem tot vrucht

1. Een doperwt is een voorbeeld van een zaad
2. Een sperzieboon is een voorbeeld van een vrucht
A
1 = waar 2 = waar
B
1 = waar 2 = niet waar
C
1 = niet waar 2 = waar
D
1 = niet waar 2 = niet waar

Slide 34 - Quiz

Wat is de functie van een zaad?
A
uit een zaad ontstaat een vrucht
B
zaad bevat reservevoedsel voor de kiem
C
uit een zaad ontwikkelt zich een nieuwe plant
D
zaad bevat reserve voedsel voor de vrucht

Slide 35 - Quiz

In de afbeelding is een tak van een naaldboom
getekend. Aan de tak hangt een kegel met zaden.
Daarnaast zijn enkele zaden vergroot weergegeven.

Hoe worden de zaden van deze naaldboom verspreid?

A
Door de plant zelf.
B
Door de wind.
C
Door dieren.

Slide 36 - Quiz

Wat is ongeslachtelijke voortplanting?
A
als er een nieuwe plant groeit uit een zaadje
B
als er een nieuwe plant groeit uit een deel van een plant

Slide 37 - Quiz

Wat zijn voorbeelden van ongeslachtelijke voortplanting?
A
Vruchten
B
Knollen, bollen, zaden
C
Knollen, bollen, uitlopers
D
Knollen, bollen, vruchten

Slide 38 - Quiz


In de afbeelding hiernaast staat een aardappelplant weergegeven. Onder de grond heeft de aardappelplant aardappels gevormd.
Kan een aardappelplant zich ongeslachtelijk voortplanten? En kan hij zich geslachtelijk voortplanten?
A
de aardappelplant kan zich alleen ongeslachtelijk voortplanten
B
de aardappelplant kan zich alleen geslachtelijk voortplanten
C
de aardappelplant kan zich zowel ongeslachtelijk als geslachtelijk voortplanten
D
de aardappelplant kan zich niet ongeslachtelijk en niet geslachtelijk voortplanten

Slide 39 - Quiz

Einde!
Hoe ging het? 
Wat vond je het moeilijkste onderdeel?
Oefen nog verder in Nectar-online

Slide 40 - Diapositive