1 vmbo-bk thema 6.6 Voortplanting bij planten en dieren: Voortplanting met bevruchting

Thema 6 Voortplanting bij planten en dieren
6.6 Voortplanting met bevruchting
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Thema 6 Voortplanting bij planten en dieren
6.6 Voortplanting met bevruchting

Slide 1 - Diapositive

wat gaan we vandaag doen?
  • Herhalen vorig lessen
  • Leerdoelen vandaag
  • Nieuwe theorie: 6.6 Voortplanting met bevruchting
  • Zelf aan de slag
  • Herhalen leerdoelen
  • Bingo

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen 6.1, 6.2, 6.4 en 6.5
1. Je kan de delen van een bloem benoemen met hun kenmerken en functies.
2. Je kan beschrijven wat bestuiving is.
3. Je kan de kenmerken noemen van insectenbloemen en van windbloemen.
4. Je kunt beschrijven hoe bevruchting bij zaadplanten gaat.
5. Je kan beschrijven hoe een zaad ontstaat uit een zaadbeginsel.
6. Je kan beschrijven hoe een vrucht ontstaat uit een vruchtbeginsel.

Slide 3 - Diapositive

Wat is bevruchting bij planten?
A
als een plant een vrucht heeft
B
als de kern van de stuifmeelkorrel samensmelt met de kern van de eicel
C
als een boom appels heeft
D
Als een plant stuifmeelkorrels heeft

Slide 4 - Quiz

R8
grote
kroonbladeren
plakkerig 
stuifmeel
nectar
kleurige 
kroonbladeren
meeldraden buiten de bloem
geur
licht stuifmeel
onopvallende kroonbladeren
wind 
bestuiving
insecten 
bestuiving

Slide 5 - Question de remorquage

De zaad bevat een bevruchte eicel
Vorming stuifmeelbuis
Bevruchting
Bestuiving

Slide 6 - Question de remorquage

Wat wordt het zaadbeginsel?
A
vrucht
B
zaad

Slide 7 - Quiz

Zelf bestuiving
Bestuiving
Geen bestuiving

Slide 8 - Question de remorquage

Je snijdt een boon doormidden. In de boon zie je een kiem zitten.
Waaruit is de kiem ontstaan?
A
Bevruchte eicellen
B
Kiemplantje
C
Stuifmeelbuis
D
Zaadbeginsel

Slide 9 - Quiz

Bij zaadplanten vindt eerst bevruchting plaats, daarna bestuiving
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

In één vruchtbeginsel kan maar 1 keer bevruchting plaatsvinden
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

Wat is geen peulvrucht?
A
B
C
D

Slide 12 - Quiz

Vrucht of zaad?
A
Vrucht
B
Zaad

Slide 13 - Quiz

Vrucht of zaad?
A
Vrucht
B
Zaad

Slide 14 - Quiz


Een banaan is een zaad
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz


Wat is bestuiving?
A
stuifmeel komt op een stamper
B
eicellen komen op de meeldraad
C
eicellen komen op de stamper
D
stuifmeel komt op de meeldraad

Slide 16 - Quiz


Windbloem of
 insectenbloem?
A
Windbloem
B
Insectenbloem

Slide 17 - Quiz

Wanneer vind er
bestuiving plaats?

A
nr 1
B
nr 2
C
nr 3

Slide 18 - Quiz

Door welke stof worden insecten aangetrokken tot een bloem?

Slide 19 - Question ouverte

leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
BK: Je kunt uitleggen dat bij bevruchting de eigenschappen van twee ouders bij elkaar komen.
KT: Je kunt voorbeelden geven van voortplanting met bevruchting.

KT:Je kunt uitleggen dat bij bevruchting elk van de ouders de helft van de chromosomen levert.
Je kunt voorbeelden geven van geslachtelijke voortplanting

Slide 20 - Diapositive

Hoe vindt bevruchting plaats volgens jou?

Slide 21 - Question ouverte

Inleiding
Als de kernen van een mannelijke en een vrouwelijke voortplantingscel kunnen versmelten, vindt er bevruchting plaats (KT: geslachtelijke voortplanting)

Er ontstaat een bevruchte eicel.

Slide 22 - Diapositive

6.6 Voortplanting  met bevruchting


De mannelijke voortplantingscel is de stuifmeelkorrel.
De vrouwelijke voortplantingscel is de eicel.

Slide 23 - Diapositive

6.6 Voortplanting  met bevruchting
De eicel komt van de moederplant.
De stuifmeelkorrel komt van een andere plant: de vaderplant.

Bij bevruchting komen de celkernen van deze twee planten bij elkaar.
De celkernen versmelten tot 1 celkern.

Er ontstaat een bevruchte eicel.

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

KT Elke celkern bevat chromosomen.

  • Chromosomen zijn lange, dunne ‘draden’. 
  • Chromosomen bevatten de informatie voor de erfelijke eigenschappen.
  • De helft van de chromosomen komt van de moederplant en de helft van de vaderplant 

Slide 26 - Diapositive

 Maak opdr. 1 en 2 in je boek

Slide 27 - Diapositive

De eigenschappen van 2 planten kunnen verschillend zijn.

Kijk maar naar de afbeelding links.

Je ziet gerbera's in verschillende kleuren.

Slide 28 - Diapositive

6.6 Voortplanting met bevruchting
Een eicel van een roze bloem kan worden bevrucht door een stuifmeelkorrel van een witte bloem.

Na de bevruchting ontstaat een zaad met een kiem.
Uit de kiem groeit een nieuwe plant.
De nieuwe plant heeft lichtroze bloemen.

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

6.6 Voortplanting met bevruchting
De kleur van de bloemen is een eigenschap van een plant.
De plant krijgt deze eigenschap van de twee ouderplanten.

Eigenschappen die worden doorgegeven bij de bevruchting, noem je erfelijke eigenschappen.

Bij bevruchting komen de erfelijke eigenschappen van twee planten bij elkaar.

Slide 31 - Diapositive

Maak opdr. 3 en 4 in je boek

Slide 32 - Diapositive

6.6 Voortplanting met bevruchting
Alle cellen van planten en dieren hebben een celkern. De informatie voor de erfelijke eigenschappen is opgeslagen in de celkern.

Bij bevruchting komen 2 celkernen bij elkaar.
Daarbij komen de erfelijke eigenschappen van twee organismen bij elkaar.

Slide 33 - Diapositive

6.6 Voortplanting met bevruchting
Bij alle dieren vindt voortplanting met bevruchting plaats.
De vrouwelijke voortplantingscel bij dieren heet eicel, net als bij planten.
De mannelijke voortplantingscel heet bij dieren een zaadcel.

Bij bevruchting versmelt de kern van de eicel met de kern van de zaadcel.
Uit de bevruchte eicel groeit een nieuw dier.
Bij de bevruchting zijn de eigenschappen van 2 ouders bij elkaar gekomen.

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

6.6 Voortplanting met bevruchting
Bij vissen, kikkers en insecten komen de jongen uit eitjes.

Een eitje is een bevruchte eicel.

Slide 36 - Diapositive

Links zie je vissen met eitjes.

De eicellen van de vrouwtjesvis en de zaadcellen van de mannetjesvis komen in het water bij elkaar.

In de bevruchte eitjes groeien jonge visjes.

Slide 37 - Diapositive

Bij kikkers zit het mannetje tijdens de paring boven op het vrouwtje.

Het mannetje geeft zaadcellen af net op het moment dat het vrouwtje eicellen afzet.

De bevruchting vindt plaats in het water.

Het mannetje kan wel enkele dagen op het vrouwtje blijven zitten.

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Vidéo

Bij insecten gebeurt de bevruchting in het lichaam van het vrouwtje.
Dit zie je op de afbeelding links bij libellen.

Na de bevruchting legt de vrouwelijke libel eitjes. In de eitjes ontwikkelen zich larven (jonge insecten).

Slide 40 - Diapositive

Maak opdracht 5-6-7 in je boek

Slide 41 - Diapositive

PW Thema 6 
13 oktober 

- Zorg dat alle opdrachten af zijn 
- Leer de theorie (maak een mindmap, maak memoriekaartjes, leer actief)
- Maak Test Jezelf online af
- Maak de oefentoetsen. 


Slide 42 - Diapositive