2B les 1 Feiten, meningen, argumenten

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Stillezen

Tips voor een avonturenboek: 

Gullivers Reizen van J. Swift

Robinson Crusoë van D. Defoe

Tips voor een boek over de samenleving:

Waterschapsheuvel van R. Adams

Dierenboerderij van G. Orwell  

Mening, argument en standpunt

[H4, p. 90]

Lesdoelen

- Je weet het verschil tussen feiten en meningen.

- Je kunt feiten en meningen herkennen.

- Je kunt zelf een feit en een mening bedenken.

De planning voor periode 3

- Argumenteren en begrijpend lezen: tekstverbanden en signaalwoorden + feiten, meningen en argumenten. 

Planning deze les

Begrijpend lezen: tekstverbanden en signaalwoorden (H3) +

Argumenteren:     feiten en meningen (H4)

• Theorie H4, Leren p. 90 en 96
• Oefenen in LessonUp
• Huiswerk [opschrijven in agenda of schrift] 

Feit versus Mening

Feit

• Uitspraak over iets wat waar of niet waar is 
  
• Een feit kan je controleren.
  

Voorbeeld: 

'De helft van de veertienjarigen in Nederland krijgt 50 euro kleedgeld per maand.'

Mening (standpunt)

• Wat iemand ergens van vindt
• Het is niet controleerbaar
• Je kunt het ermee eens of oneens zijn

Voorbeeld: 

'Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen'

Argument (onderbouwing)

• Een argument is een uitleg waarmee je een mening verdedigt.
• Een argument wordt ingeleid door een signaalwoord, zoals want, namelijk, omdat, doordat...

Voorbeeld: 'Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen (mening/standpunt), want (signaalwoord) dan leren zij met geld omgaan (argument)'.

Feit of mening?
'Hij rent heel snel'.

1. feit
2. mening

Feit of mening?
'Vandaag is het dinsdag'

1. feit
2. mening

Feit of mening?
'De bladeren zijn nat'

1. feit
2. mening

Feit of mening?
'Kampen telt bijna 55.000 inwoners'

1. feit
2. mening

Feit of mening?
'Koken is moeilijk'

1. feit
2. mening

Feit of mening?
'.. want Nederland ligt in Europa'

1. feit
2. mening

Schrijf in één woord een positief feit over jezelf

Schrijf in één (korte) zin een positieve mening over jezelf

Huiswerk

Leren: theorie op p. 90. 

Maken: opdracht 1 (p. 90 en 91):  1, 3, 4, 6, 7, 9. 

De volgende les gaan we in op signaalwoorden. Die geven een bepaald signaal af, bijv. 'nu komt een reden', of 'nu komt een opsomming'. Dat is heel handig bij het verklaren van teksten.

NB Vergeet niet je leesboek mee te nemen