3-3 2022

1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Programma
-Lezen
-Werkwoordspelling
-Nieuw: voltooid deelwoord. 
-Opdrachten boek voltooid deelwoord. 

Slide 2 - Diapositive

Lesdoel
-Ik heb een leuk boek uit 'Lezen voor de lijst' voor mijn volgende fictieopdracht. (PowerPoint met presentatie)
-Ik weet wat een voltooid deelwoord is en hoe ik de juiste uitgang moet schrijven. 

Slide 3 - Diapositive

timer
20:00

Slide 4 - Diapositive

Programma
-Lezen
-Werkwoordspelling.
-Nieuw: voltooid deelwoord. 
-Opdrachten boek voltooid deelwoord. 

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Spelling werkwoorden...
Waar moet ik op letten?
1. Is het werkwoord een perspoonsvorm? ja of nee? (verander de tijd) tt-vt
We weten nu meteen de tijd!!!!

2. Wat is het hele ww? Wat is de stam? 

3. Bij twijfel, lopen invullen. 

Slide 7 - Diapositive

Waar moet ik op letten?

1. Is het werkwoord een perspoonsvorm? ja / nee 
(verander de tijd) tt-vt
2. Wat is het hele ww? Wat is de stam?


3. Bij twijfel, lopen invullen. 



De verdachte (vertellen) ons op dit moment de waarheid. 
1.  vertelde 
Ja: het werkwoord is een pv.
Tijd=tt
2. vertellen - vertel (stam)
ik (stam) vertel.
jij, hij, zij, het (stam +t) vertelt. 

3. tt: Hij loopt (stam + t)
De verdachte vertelt ons enz.

Slide 8 - Diapositive

Waar moet ik op letten?

1. Is het werkwoord een perspoonsvorm? ja / nee 
(verander de tijd tt-vt)
VERLEDEN TIJD
-te of -de
2. Wat is het hele ww? Wat is de stam?


 



De verdachte (vertellen) ons gisteren de waarheid. 
1.  vertelt 
Ja: het werkwoord is een pv.
De zin staat in de vt. (gisteren)


2. vertellen - vertel (stam)
ik (stam) vertel. 
jij, hij, zij, het (stam +te of +de) vertelde. 


Slide 9 - Diapositive

Waar moet ik op letten?

1. Is het werkwoord een perspoonsvorm? ja / nee 
(verander de tijd tt-vt)
VERLEDEN TIJD
-te of -de
2. Wat is het hele ww? Wat is de stam?


 



De verdachte heeft ons gisteren de waarheid (vertellen). 
1.  heeft (had)
Ja: het werkwoord heeft is een pv.
De zin staat in de vt. (gisteren)




2. vertellen - vertel (stam)
De verdachte heeft ons gisteren de waarheid verteld. 
(check door een e erachter te zetten: vertelde)


Slide 10 - Diapositive

Voltooid deelwoord:
Een voltooid deelwoord begint met :
-ge
-ver
-her

Slide 11 - Diapositive

Help, mijn pizza (verbranden)
1. Is het werkwoord een perspoonsvorm? ja of nee (verander de tijd)
tt-vt
2. Wat is het hele ww? Wat is de stam?
3. Bij twijfel, lopen invullen. 


Slide 12 - Diapositive

Help, mijn pizza is (verbranden)
Waar moet ik op letten?
1. Welk werkwoord is de perspoonsvorm? = is

2. Wat is het ww-gezegde? is verbrand
Help, mijn pizza is verbrand.

Check: De verbrande pizza.

Slide 13 - Diapositive

Hij (beoordelen) nu het verslag.

A
beoordeelt
B
beoordeeld
C
beoordeeldt

Slide 14 - Quiz

Volgens de arts (lijden) deze patiënt aan corona.
A
lijd
B
lijt
C
lijdt

Slide 15 - Quiz

Mijn nieuwe jas (worden) morgen bezorgd.
A
word
B
wordt

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Lien

Als er een voltooid deelwoord in de zin staat, is de persoonsvorm een vorm van: 
zijn
hebben
worden

Slide 18 - Diapositive

Mijn nieuwe jas wordt morgen (bezorgen).
A
bezorgt
B
bezorgd

Slide 19 - Quiz

De kast is mooi (Iakken).

A
gelakt
B
gelakd

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Diapositive



Hele ww= spelen
Spelen
Zit de l in 't Kofschip? NEE dus de uitgang is stam plus d. 
Ik speel= gespeeld. 
T

Slide 22 - Diapositive

3. De kinderen hebben de hele middag achter het huis gespeeld.
Luister naar de klank: (speelde)

Hele ww= spelen
Spelen
Zit de l in 't Kofschip? NEE dus de uitgang krijgt een d. 
Ik speel= gespeeld. 
T

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Het huis is gisteren (afbranden).
A
afgebrant
B
afgebrand
C
afbrandt

Slide 25 - Quiz

Persoonsvorm:
1. Een persoonsvorm verandert als je de zin in een andere tijd zet.
tt: Ik geloof in een goede afloop. 
vt: Ik geloofde in een goede afloop. 
tt: Ik heb in een goede afloop geloofd. 
vt: Ik had in een goede afloop geloofd. 

2. Een persoonsvorm verandert als de persoon (het aantal) verandert. 
ev: Ik geloof in een goede afloop.
mv: Wij geloven in een goede afloop. 
ev: Ik heb in een goede afloop geloofd. 
mv: Wij hebben in een goede afloop geloofd. 
Het voltooid deelwoord:
Het voltooid deelwoord verandert niet als de tijd of het aantal verandert.  

tt: Ik heb in een goede afloop geloofd.
vt: Ik had in een goede afloop geloofd. 





ev: Ik heb in een goede afloop geloofd
mv: Wij hebben in een goede afloop geloofd. 

Een vd (voltooid deelwoord) heeft altijd een hulpwerkwoord nodig, namelijk vormen van hebben, zijn of worden. 

Slide 26 - Diapositive

Hij heeft de verhalen over die man nooit geloofd. 

1. Wat is de persoonsvorm? 
Truc: De zin in een andere tijd zetten: 
Hij had de verhalen over die man nooit geloofd. 
Geloofd is het voltooid deelwoord. 

Slide 27 - Diapositive

D? of T? 
Hij heeft de verhalen over die man nooit geloofd. 
Check door van het voltooid deelwoord een bijvoeglijk naamwoord van te maken. 
Hij 

Slide 28 - Diapositive

1. Ik heb mijn haar (wassen).
2. Ik heb de portemonnee (vinden).  
3. De kinderen hebben de hele middag achter het huis (spelen).
4. Vorig jaar is mijn vriend naar een andere stad (verhuizen). 
5. Ik heb nog nooit (daten).
6. Wij hebben heel hard (juichen). 
7. Wij hebben het eten (delen). 
8. Ik heb heel hard (rennen). 
9. Heb jij wel eens (surfen). 


Slide 29 - Diapositive

1. Ik heb mijn haar (wassen).


2. Ik heb de portemonnee (vinden).  



3. De kinderen hebben de hele middag achter het huis (spelen).


1. Ik heb mijn haar gewassen.

2. Ik heb de portemonnee gevonden

3. De kinderen hebben de hele middag achter het huis gespeeld.

Slide 30 - Diapositive

4. Vorig jaar is mijn vriend naar een andere stad (verhuizen). 

5. Ik heb nog nooit (daten).


4. Vorig jaar is mijn vriend naar een andere stad verhuisd. (verhuisde)

5. Ik heb nog nooit gedatet.
daten- daten -dat
't ex kofschip
Ik date - Ik heb gedatet. 
T

Slide 31 - Diapositive

6. Wij hebben heel hard (juichen). 




6. Wij hebben heel hard gejuicht. 
juichen- juichen
ch zit in 't ex kofschip
Ik juich- gejuicht. 

                      't ex kofschip
T

Slide 32 - Diapositive

7. Wij hebben het eten (delen).


8. Ik heb heel hard (rennen).

9. Heb jij wel eens (surfen). 
7. Wij hebben het eten gedeeld.
delen-delen
l zit niet in t' ex kofschip dus een d.
 
8. Ik heb heel hard gerend.

9. Heb jij wel eens gesurft
surfen-surfen
f zit WEL in t' ex kofschip dus een T. 

T

Slide 33 - Diapositive

T

Slide 34 - Diapositive

Voltooid deelwoord
Iets is voltooid, betekent dat iets is afgerond. Iets is klaar. Je kan het niet meer vervoegen. 

Hoe weet je dat een woord een voltooid deelwoord is? 
1. Kijk eerst wat de persoonsvorm in de zin is.
2. 

Slide 35 - Diapositive

Een voltooid deelwoord begint met :
-ge
-ver
-her

Slide 36 - Diapositive

https://beterspellen.nl/website/index.php?pag=74

Slide 37 - Diapositive

Programma
-Lezen
-Herhalen voorvoegsels
-Nieuw verwijswoorden
-

Slide 38 - Diapositive

Lesdoel

Slide 39 - Diapositive

Opdracht: 
Verzin een woord met het voorvoegsel: 
non-

Slide 40 - Diapositive

bureau
cadeau
champignons
coupé
croissantje
douane
gefouilleerd
gourmetten
journalist
retour
souvenirs
toilet

Slide 41 - Diapositive