Clase 7. 8 octubre de 2020

¡Bienvenidos chicos y chicas!
Jueves, 8 de octubre de 2020
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

¡Bienvenidos chicos y chicas!
Jueves, 8 de octubre de 2020

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Lien

¿Qué vamos a hacer hoy?
  1. Somtoday.
  2. Objetivos para la clase de hoy. 
  3. Seguimos con la Unidad 2. Gramática
  4. Final de la clase: ¿Qué hemos aprendido hoy?

Slide 3 - Diapositive

Aan het einde van dit hoofdstuk:
-    ik kan zeggen waar ik vandaan kom.
-    ik kan vertellen wat ik gaan doen en wanneer.
-    ik kan tellen t/m 100.
-    Ik ken de rangtelwoorden
-    ik ken de namen van een aantal  schoolvakken in het Spaans.
-    ik kan vertellen wat ik leuk vind / niet leuk vind.
-    ik kan de namen herkennen van de landen waar Spaans gesproken wordt en de nationaliteiten.


Slide 4 - Diapositive

U2 gramática
1) werkwoord ser
2) meervoud
3) bijvoeglijke naamwoorden

Slide 5 - Diapositive

Persoonlijke voornaamwoorden
yo - tú - él - ella - usted - nosotros(-as) - vosotros(-as) - ellos - ellas - ustedes

1. José y yo (José en ik) = nosotros 
2. Mi madre y tú (mijn moeder en jij) = vosotros 
3. Mis hermanos (mijn broers) = ellos 
4. Yo (meisje) y mis amigas = nosotras 

Slide 6 - Diapositive

Weet jij de persoonsvormen in het Spaans? Koppel de juiste Nederlandse betekenis eraan. 
Doe daarna het zelfde met de rode kaartjes. (Weet je een woord niet? zoek het op!)
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
ik
jij
María y Pepe
zij (mv)
wij
hij
jullie
zij
mi hermano y yo
u (mv)
Isabel y tú
Juan
señor Collantes

Slide 7 - Question de remorquage

verbo ser - ww zijn
ik ben 
soy
jij bent
eres
hij/zij/u/het is
es
wij zijn
somos
jullie zijn
sois
zij zijn
son

Slide 8 - Diapositive

Sleep de blauwe woorden naar de gele woorden!
yo
él, ella, usted
nosotros
vosotros
ellos, ellas, ustedes
soy
eres
es
somos
sois
son

Slide 9 - Question de remorquage

Sleep het antwoord naar de juiste plek!
3.  Vosotros...........españoles.
1. María.........una chica muy inteligente.
2. Yo y Carlos................amigos.
5. Tú...........muy guapo.
4. María y Marta.................alumnas.
6. Yo.....profesor de español.
soy
eres
son
sois
somos
es

Slide 10 - Question de remorquage

¡Hola! yo __________ Francis. 
Juan vive en España.
Él ___________ español. 
Ana y Carlos _______________ amigos. 
¿De dónde ___________ tú?
Nosotros _____ de Barcelona.
soy
es
son
eres
somos

Slide 11 - Question de remorquage

Mis amigos..................de Guatemala.
A
son
B
sois
C
eres
D
somos

Slide 12 - Quiz

Vosotras............las amigas de Laura.
A
son
B
sois
C
eres
D
somos

Slide 13 - Quiz

Juan y yo .............amigos.
A
son
B
sois
C
eres
D
somos

Slide 14 - Quiz

¿...........(tú) español?
A
soy
B
es
C
eres
D
sois

Slide 15 - Quiz

Mi hermana........... holandesa.
A
soy
B
es
C
somos
D
son

Slide 16 - Quiz

el plural - het meervoud
REGELS:
1. Eindigt een woord op een klinker (a/e/i/u/o) + s
Voorbeeld: la casa (het huis) - las casas (de huizen)
2. Eindigt een woord op een medeklinker + es
Voorbeeld: el profesor (de leraar) - los profesores (de leraren)

Slide 17 - Diapositive

Zet in het meervoud:
el alumno

Slide 18 - Question ouverte

Zet in het meervoud:
la profesora

Slide 19 - Question ouverte

Zet in het meervoud:
el reloj

Slide 20 - Question ouverte

Zet in het meervoud:
el estudiante

Slide 21 - Question ouverte

Bijvoeglijk naamwoord
1. Het zegt iets over het zelfstandig naamwoord.
2. In het Spaans past het zich aan aan mannelijk / vrouwelijk / enkelvoud / meervoud.
3. In het Spaans staat het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord.
Voorbeeld: wit = blanco
la casa blanca - las casas blancas
4. Voor de volledige uitleg; bekijk het filmpje!

Slide 22 - Diapositive

0

Slide 23 - Vidéo

Zinnen in het meervoud zetten
Regels:
1. klinker + s / medeklinker + es (NIET voor werkwoorden)
2. vergeet niet het lidwoord aan te passen (el - los / la -las)
3. vergeet niet om ook het ww aan te passen!
Voorbeeld:
El libro es bonito. - Los libros son bonitos.
(Het boek is mooi. -De boeken zijn mooi.)


Slide 24 - Diapositive

1. Mi amigo es español.

Slide 25 - Question ouverte

2. Ella es estudiante.

Slide 26 - Question ouverte

3. El libro es interesante.

Slide 27 - Question ouverte

4. Usted es profesor.

Slide 28 - Question ouverte

5. El alumno es chileno (uit Chili).

Slide 29 - Question ouverte

6 . La casa es bonita (mooi).

Slide 30 - Question ouverte

Verplichte opdrachten:

Unidad 2 Actividades Gramática TW
Opdracht 1 t/m 5






Optionele opdrachten:
(verdieping / verbreding)

WB Unidad 2 Gramática
Opdracht 1 t/m 11

Si terminas/Als je klaar bent?
Leren voor de s.o van unidad 1


Slide 31 - Diapositive

¿Cómo has trabajado hoy en clase?
A
Muy bien :):)
B
Bien :)
C
Regular :|
D
Mal :(

Slide 32 - Quiz

1. Wat heb je geleerd in deze les?Had je meer kunnen leren?Hoe kun je ervoor zorgen dat je meer opsteekt?
2. Wat ging goed?Wat kan beter?Hoe ga je dat aanpakken?

Slide 33 - Question ouverte

Deberes (Huiswerk)
  1.   Leren woorden unidad 1 en frases claves unidad 1
  2.   Leren woorden unidad 2 en frases claves unidad 2
    3.  LessonUp clase 6  doornemen.
    4. Maken: 
         Unidad 2 Actividades Gramática
         Opdracht 1 t/m 5
         (in Blink, in het boek dat gedeeld is met de klas!)

Optionele opdrachten:
WB Unidad 2 Gramática
Opdracht 1 t/m 11


Slide 34 - Diapositive

0

Slide 35 - Vidéo