§11.4 - Je lijkt op

Wat weten jullie al van DNA?
1 / 36
suivant
Slide 1: Carte mentale
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Wat weten jullie al van DNA?

Slide 1 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

11.4 en 11.6
Startklaar, ga zitten bij je eigen kleur

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Begrippen
  • Chromosomen
  • DNA
  • Chromosomenparen
  • Genoom
  • Geslachtschromosomen 
  • Gen
  • Allel
  • Genotype
  • Fenotype

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Jouw bouwbeschrijving

- Staat 'beschreven' in je chromosomen.

- Chromosomen is een lange sliert DNA.

- Alle chromosomen samen noem je het genoom.




Slide 4 - Diapositive

Het genoom is als het ware de 'bouwbeschrijving' van je lichaam.
Chromosomen

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Geslachtscellen en cellen

In een eicel zitten 23 chromosomen.
In een zaadcel zitten 23 chromosomen.

Eicel + zaadcel = een bevruchte cel met 46 chromosomen.

Die bevruchte cel deelt zichzelf op. 

Als de cel zich deelt, deelt hij ook de chromosomen. 
In al jouw cellen zitten daardoor 46 chromosomen, waarin dezelfde bouwbeschrijving' staat. 

(Alleen de zaadcellen en eicellen dus niet.)



Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom lijk je op je ouders?

Slide 7 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom lijk je dan op je ouders?

De helft van jouw 'bouwpakket' komt van de 
23 chromosomen die je van je vader kreeg.

De andere helft van jouw 'bouwpakket' komt van de 23 chromosomen die je van je moeder kreeg.




Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Jongen of meisje
Hier zie je een foto 
van de chromosomen van een 
meisje en die van een jongen. 

Elk heeft 46 chromosomen. 

Die kun je in paren sorteren op lengte.





Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Jongen of meisje
Elk paar chromosomen is even lang;
behalve het 23ste paar van een man.
Hij heeft een X- en een Y-chromosoom.


23ste paar chromosomen bij vrouw wél even lang.
Zij heeft twee X-chromosomen.

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Geslachtschromosomen
Dat 23ste paar bepaalt dus of je, lichamelijk gezien,
een man (XY) of een vrouw (XX) bent.
   

Ze heten daarom je geslachtschromosomen.

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Alle eicellen hebben dus een x-chromosoom.

De helft van de zaadcellen hebben een X-chromosoom.
De helft van de zaadcellen hebben een Y-chromosoom.


Jongen of meisje

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aangeboren aandoeningen
  • Aangeboren aandoening: een aandoening of ziekte waarmee je geboren wordt. 
  • Erfelijke aandoening: Fout in de chromosomen geërfd van een van de ouders. 
  • Voorbeeld Syndroom van Down:  zij hebben 1 chromosoom extra in hun cellen.



Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Chromosomen onderzoeken bij ongeboren baby's :
Vruchtwaterpunctie
De arts zuigt wat vruchtwater uit de baarmoeder op, in dit vruchtwater zitten ook cellen van de foetus, die vervolgens onderzocht kunnen worden.
Vlokkentest
De arts zuigt cellen uit de placenta, hierin zitten ook cellen van de foetus, die vervolgens onderzocht kunnen worden.

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe kan dit?

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Erfelijkheid
Op je chromosomen liggen bepaalde eigenschappen (oogkleur).
Deze eigenschappen kun je 'overerven' van je ouders

Je krijgt dus 23 chromosomen met daarop bepaalde eigenschappen van je moeder en 23 chromosomen met daarop bepaalde eigenschappen van je vader


Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Gen en allel
 ✔Chromosomen bestaan uit DNA
✔ Een gen is een stukje van een chromosomen dat info geeft over een eigenschap.
✔ Varianten van een gen noem je allelen. Bijv. het gen oogkleur heeft variant (allel) 'blauw' en 'bruin'. 




Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Genotype : de info van beide allelen van een gen.

Fenotype : wat je ziet van een eigenschap. 

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe bepaalt dan een gen je uiterlijk?
Een stuk DNA kan vertaald worden. 

Hierbij ontstaat uiteindelijk een specifiek eiwit. (1 gen codeert voor 1 eiwit)

Dit eiwit regelt vervolgens een klein onderdeel van je uiterlijk

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdracht, inleveren via chat
 1. Je kunt uitleggen dat eigenschappen die vastliggen op je chromosomen erfelijk zijn. 

2. Je kan uitleggen wat een aangeboren afwijking is en waardoor het veroorzaakt wordt.

3. Je kan benoemen op welke wijzen een arts de chromosomen van een ongeboren kind kan onderzoeken.

4. Je kunt uitleggen wat een gen en een allel is.

5. Je kunt uitleggen wat het genotype en fenotype is.

Eigenschappen liggen vast op chromosomen. Deze chromosomen erf je van je vader en je moeder. Daardoor erf je automatisch die eigenschappen mee. 
1
Een aangeboren aandoening is een aandoening die je al vanaf je geboort hebt. Het ontstaat door een fout in de chromosomen die je geërfd hebt van een van de ouders. 
2
vruchtwaterpunctie en vlokkentest
3
Een gen is een bepaalde eigenschap. Een allel is een variant op een gen. 
4
Genotype zijn al je erfelijke eigenschappen. Fenotype is hoe het genotype tot uiting komt en wordt ook deels bepaald door de omgeving. 
5

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar bevinden zich chromosomen?
A
Celmembraan
B
Celkern
C
Cytoplasma
D
Vacuole

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel chromosomen heeft een huidcel van een mens?
A
47
B
23
C
46
D
45

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke cellen hebben geen paren chromosomen maar enkele chromosomen in de celkern?
A
Geslachtscellen
B
Lichaamscellen
C
Hersencellen
D
Hypofyse cellen

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De zaadcel bepaalt of de baby een jongen of een meisje wordt
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer een eicel(X) bevrucht wordt door een zaadcel(Y), ontstaat een een bevruchte cel met
een X- en een Y-chromosoom: (XY).

Tot welk geslacht zal deze bevruchte cel uitgroeien?
A
Een meisje
B
Een jongen
C
Dat is niet te zeggen
D
Dat is allebei mogelijk

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een chromosoom?

Slide 26 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Een zaadcel van een stier bevat 30 chromosomen. Hoeveel chromosomen bevat een uiercel van een koe?

Slide 27 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom bepaalt een eicel niet het geslacht?

Slide 28 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wie heeft er bijvoorbeeld een broer/zus die een andere oogkleur/haarkeur heeft?

Slide 29 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Er bestaat een gen haarkleur. Noem minstens 3 bijbehorende allelen.

Slide 30 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Je fenotype wordt grotendeels bepaald door je genotype. Wat heeft echter ook invloed op je fenotype
A
Het DNA van je ouders
B
De geslachtschromosomen
C
Je omgeving
D
Je eigen keuzes

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Erfelijke eigenschap
Aanleg 

Koppel de eigenschappen
Niet erfelijke eigenschap
Kort haar
Bruine ogen
Goed in judo

Slide 32 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Mitose
Celdeling voor nieuwe, diploïde cellen


Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Meiose
Reductiedeling voor haploïde geslachtscellen

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Celdifferentiatie en celspecialisatie
vorm en functie

Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions