AE-11 Les 4 Soorten Kosten

Soorten kosten 
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMBOStudiejaar 1,3

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Soorten kosten 

Slide 1 - Diapositive

Vorige les...
  • Opg Vraagcurve
  • Prijselasticiteit
  • Inkomenselasticiteit
  • Kruiselingse elasticiteit

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Vraag 11 en 15

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Na deze les weet je..
  • wat hoeveelheidsvariatie betekent
  • wat prijsvariatie betekent
  •  het verschil tussen constante en variabele kosten zijn
  • kun je voorbeelden van constante en variabele kosten opnoemen
  • hoe je de totale kostenfunctie kunt opstellen
  • hoe je de kostenfunctie grafisch kunt weergeven
  • hoe je het break-even punt kunt bereken en in een grafiek weergeven

Slide 9 - Diapositive

H2 Het aanbod van de producenten
Doel => winst => Opbrengsten (pxq) > kosten
We onderscheiden twee situaties:
* hoeveelheidsvariatie of hoeveelheidsaanpassing
=> homogene goederen bv de koffieplanter

* prijsvariatie of prijszetting


Slide 10 - Diapositive

Hoeveelheidsaanpasser
De producent kan de verkoopprijs van zijn product nauwelijks beïnvloeden. 

Slide 11 - Diapositive

Prijsvariatie
De producent kan de verkoopprijs wel beïnvloeden

Slide 12 - Diapositive

Soorten kosten

Constante kosten
Ook wel vaste kosten genoemd, deze kosten veranderen niet met de productieomvang.


Slide 13 - Diapositive

Voorbeelden constante kosten

Slide 14 - Carte mentale

Variabele kosten
Variabele kosten hebben een direct verband met de omzet. Deze kosten veranderen met de productieomvang. 

Slide 15 - Diapositive

Voorbeelden van variabele kosten:

Slide 16 - Carte mentale

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

De variabele kosten bedragen $35,- per product. De totale constante kosten bedragen $30.000. De verkoopprijs is $ 75,- per product. De juiste TK functie:
A
TK= 75q+ 30.000
B
TK = 30.000
C
TK = 35q + 30.000
D
TK = 40q + 30.000

Slide 19 - Quiz

De variabele kosten bedragen AWG.2000,- per product. De totale constante kosten bedragen AWG. 1.000.000,-. De verkoopprijs is AWG. 5000,- per product. Geef de TO en de TK functie weer:

Slide 20 - Question ouverte

Break-even-punt
Het break-even-punt is het punt waarbij er geen winst en geen verlies wordt gemaakt.
Dus, bij het break-even-punt geldt: TO = TK


Slide 21 - Diapositive

Voorbeeld
Stel dat voor een product geldt:
- kosten per product zijn € 5
- er is € 10 aan constante kosten.
- verkoopprijs is € 10 per stuk

Bereken het break-even punt

Slide 22 - Diapositive

Uitwerking
Stap 1 : Stel de TO-functie op
TO = 10q

Stap 2 : Stel de TK-functie op
TK = 5q + 10

Stap 3: Stel TO = TK ( break-even punt)
10q = 5q + 10
5q = 10
q = 10/5 = 2


Slide 23 - Diapositive

Grafiek

Slide 24 - Diapositive

De prijs van het product is € 40
Het bedrijf kan maximaal 250 producten maken
De totale constante kosten zijn € 3.000
De variabele kosten per product zijn € 16
Bereken het break-even punt en geef dit weer in een grafiek.

Slide 25 - Question ouverte

Aan de slag!

Slide 26 - Diapositive

Maak opgave 24 t/m 26

Slide 27 - Diapositive