Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
znw die eindigen op -a, -i, -o, -u , -y
in het meervoud + 's voor de goede uitspraak
oma's ski's radio's
paraplu's baby's
znw die eindigen op -ee
in het meervoud + -ën
idee: ideeën
zee: zeeën
sommige woorden krijgen -eren
in het meervoud :
kind -> kinderen
ei -> eieren
blad -> bladeren
Er zijn woorden die geen meervoud kennen.
politie
rijst
tarwe
zand