3.2 Facisme en nationaalsocialisme

Het interbellum
Fascisme en nationaalsocialisme 
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Het interbellum
Fascisme en nationaalsocialisme 

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

de tijd van wereldoorlogen 1900-1950

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesdoel
Aan het eind van deze les kun je:

  • minimaal drie kenmerken van het fascisme benoemen
  • minimaal drie kenmerken van het nationaalsocialisme benoemen
  • uitleggen wie Benito Mussolini was en op welke manier hij in Italië aan de macht kwam

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Let OP!
Filmpjes kijkt iedereen thuis zelfstandig!
Op het zelfde moment als ik het klassikaal bekijk!

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Video
Fascist zonder schaamte: het kan in Italië  (1:43)

Introductie op het onderwerp 

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

0

Slide 6 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Fascisme in Europa
  • 'Oplossing voor de crisis'

  • Populair in de jaren ’20 en ’30 van de 20e eeuw

  • Antwoord op slecht beleid van de democratische regeringen

  • Niet alleen in Italië of Duitsland (NSDAP), ook in Engeland (BUF) en Nederland (NSB)

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Oswald Mosley (Engeland)
Anton Mussert (Nederland)

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Video
Wat is facisme? (1:26)

Introductie op het fascisme
Let op! Een vraag na afloop. 

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

0

Slide 11 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe heet de fascistische leider van Italië?

Slide 12 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Benito Mussolini
Voormalig leraar en journalist.
Tot de Eerste Wereldoorlog een socialist, maar tijdens de oorlog een nationalist: sloot zich vrijwillig aan bij het leger en raakte gewond. 

In 1919 richtte hij de fascistische beweging op: hij wilde net als de Romeinen de Middellandse Zee beheersen (mare nostrum). 

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Benito Mussolini
Leider, of 'Il Duce',  van Italië (1922-1943) (gestorven april 1945)
Oprichter van de Fasci di Combattimento Italia: Zwarthemden, knokploegen tegen de communisten. 

Met zijn speeches (redenaarstalent) wist hij het volk achter zich te krijgen: theatraal, sterke houding. 

Na de Eerste Wereldoorlog en de Vrede van Versailles was er veel economische en politieke onvrede, en dat kwam door de onderhandelingen van de 'slechte' Italiaanse regering.
 

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Italië kreeg bij de vrede van Versailles Zuid-Tirol  en Istrië als beloning voor de oorlog.
Italië werd beloofd: uitbreiding van het grondgebied met de stad Triëst, het schiereiland Istrië, delen van Tirol, grote stukken van de Dalmatische kustlijn, een protectoraat in Albanië en eventueel koloniën in Azië en Afrika.

Het land had zware offers gebracht nml. 700.000 doden en een schuld van 12 miljard lires. 
In Italië was er veel teleurstelling over de uitkomst van de conferentie. 

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Video
Looming Face Of Facism | World War II In Colour
(2:56)

Mussolini (redenaarstalent) en Fascisme

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

0

Slide 18 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions


Fascisme

Fascisme is een politieke stroming, 
en wordt ook wel extreem-rechts genoemd

De naam komt van het voorwerp dat je hier ziet: een fasces
Dit voorwerp, een bijl met takken, stond symbool voor
de macht van bestuurders in het Romeinse Rijk.

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Kenmerken van fascisme (1)
  • Fascisme is overal tegen: vooral dingen die vreemd zijn en andere culturen

  • Fascisme is anti-democratisch: het volk hoeft niet mee te praten (slap geklets)

  • Er is één partij, één leider. Hij bepaalt wat goed is.


Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Kenmerken van fascisme (2)

  • Fascisme is nationalistisch: de eigen staat boven alles

  • Fascisme gaat uit van ongelijkheid tussen mensen: de hoogontwikkelden moeten de laagontwikkelden leiden. (Het recht van de sterkste: Sociaal-Darwinisme)

  • Verheerlijking van geweld 


Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Kenmerken fascisme (opsomming)
  • Antidemocratisch: één partij, één leider
  • Totalitair: individu is ondergeschikt aan de staat
  • Verheerlijking van geweld: militarisme (zwarte uniformen) 
  • Extreem nationalistisch: oude Romeinse verleden
  • Gaat uit van ongelijkheid tussen de mensen 

Middelen: propaganda, censuur, indoctrinatie en terreur. Het denken van mensen moest volledig doordrenkt raken van de fascistische ideologie

Slide 22 - Diapositive

(hoogontwikkelde mensen moeten de laagontwikkelden leiden)
Er komen 3 quizvragen aan... 

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke hoort niet bij Mussolini?
A
Geweld is goed
B
Democratie is slecht
C
Joden zijn slecht
D
Nationalisme is belangrijk

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het woord fascisme is afgeleid van
A
de fasces, symbool van Romeins gezag
B
fascinatie, Mussolini was gefascineerd door uniformen
C
de knokploegen van Mussolini; de fasci di combattimento
D
Mussolini heeft het woord zelf bedacht.

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is fout? Het fascisme was populair, omdat
A
men teleurgesteld was in het verloop van WO I
B
men teleurgesteld was in de democratie
C
men teleurgesteld was in de Volkenbond.
D
men teleurgesteld was in de vredesafspraken van Versailles

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe komt Mussolini aan de macht?

1922:  Mars naar Rome, dreigde met geweld dat de regering moest aftreden: Mussolini wordt minister-president.


Daarna trok hij alle macht naar zich toe: dictatuur. 

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Totalitaire staat
In een totalitaire staat beheerst de overheid het denken/doen van mensen door:
- Indoctrinatie (onderwijs en propaganda via media)
- Permanent toezicht (censuur, geheime politie)

Indoctrinatie = het systematisch opdringen van ideeën.

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hitler & nationaalsocialisme
  • Nationaalsocialisme: ideologie van Hitler. Antidemocratisch, totalitaire, gewelddadige, extreem nationalistische en racistische politieke beweging

  • Antisemitisme: jodenhaat

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hitler & nationaalsocialisme
  • Rassenleer: leer van de nazi's dat er superieure en minderwaardige rassen zouden bestaan

  • Übermenschen: Ariërs, Germanen. De beste mensen
  • Untermenschen. Mensen onderaan de samenleving die een gevaar kunnen vormen (Oost-Europeanen, communisten, Joden, Homoseksuelen). 

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Kenmerken van nationaal-socialisme

  • Antidemocratisch, gewelddadig, nationalistisch, totalitair
  • Het Duitse ras moet raszuiver worden gehouden.
  • Rassenleer en antisemitisme
  • Het Duitse volk heeft Lebensraum (=levensruimte) nodig.
  • Heim ins Reich: alle Duitsers moeten in één groot rijk wonen

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Afsluiting

Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Er komen 2 herhalingsvragen aan... 

Slide 37 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk onderdeel van het nazisme is niet per definitie ook fascistisch?
A
Geweld is goed
B
Er is één sterke leider
C
Jodenhaat
D
Democratie is onzin

Slide 38 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hitler vond dat de Untermenschen meer rechten moesten hebben
A
waar
B
niet waar

Slide 39 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions