3M par 1.3 Je inkomsten en uitgaven

Welkom  
economen!
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom  
economen!

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen vandaag?

  • Bespreken huiswerk 1.2
  • Instructie 1.3
  • Maken opdrachten 1.3
  • Rekenvaardigheid
  • Af maken opdrachten 1.3

Slide 2 - Diapositive

Paragraaf 1.3
1) Je kunt uit een begroting conclusies trekken.
2) Je kunt drie soorten inkomens onderscheiden.
3) Je kunt de gezinsuitgaven in drie groepen indelen. 
4) Je kunt bedragen omrekenen van maand naar week en omgekeerd.
5) Je kunt een reservering berekenen.

Slide 3 - Diapositive

1.2 Hoe word jij beïnvloed?
Productbeleid

  • A-merk 
  • Een algemeen bekend merk, heeft een goede naam en straalt kwaliteit uit
  • B-merk
  • een minder bekend merk en goedkoper. De kwaliteit hoeft niet minder te zijn dan van een A-merk.
  • Huismerk
  • Zitten tussen de A- en B-merken en zijn alleen bij bepaalde winkelketens te koop.
Blz 16
9

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

1.3 Je inkomsten en uitgaven
  • Nibud
  • Budgetteren
  • Het op elkaar afstemmen van je inkomsten en uitgaven
  • Begroting
  • Een overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven voor de komende periode

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

1.3 Je inkomsten en uitgaven
Inkomsten
€    
Uitgaven
€   
Loon
1.250
Boodschappen
400
Huurtoeslag
340
Huur
1.050
Rente
5
Kleding
125
Totaal
€ 1.595
Totaal
€ 1.575
Soorten inkomens:
  • Inkomen uit arbeid
  • Overdrachtsinkomen
  • Inkomen uit bezit
  • Inkomen in natura (niet in geld, maar met goederen of diensten)

Slide 9 - Diapositive

1.3 Je inkomsten en uitgaven
Inkomsten
€    
Uitgaven
€   
Loon
1.250
Boodschappen
400
Huurtoeslag
340
Huur
1.050
Rente
5
Kleding
125
Totaal
€ 1.595
Totaal
€ 1.575
  • Soorten Uitgaven:
  • Dagelijkse uitgaven
  • Vaste lasten
  • Incidentele uitgaven

Slide 10 - Diapositive

1.3 Je inkomsten en uitgaven
Inkomsten
€    
Uitgaven
€   
Loon
1.250
Boodschappen
400
Huurtoeslag
340
Huur
1.050
Rente
5
Kleding
125
Totaal
€ 1.595
Totaal
€ 1.575

Slide 11 - Diapositive

1.3 Je inkomsten en uitgaven
Inkomsten
€    
Uitgaven
€   
Loon
1.250
Boodschappen
400
Huurtoeslag
340
Huur
1.050
Rente
5
Kleding
125
Totaal
€ 1.595
Totaal
€ 1.575
  • Overschot €20

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Aan het werk!!
6.1 opgaven 2, 4, 6
herhaling blz 178 opg. 1 t/m 4

Leren begrippen 6.1
Aan het werk!!
  1. Maak vanaf blz. 18 opdr. 2 t/m 7
Wat vond jij van de lesstof?
lastig    of      makkelijk
  1. Maak vanaf blz. 18 opdr. 2 t/m 7
timer
10:00

Slide 14 - Diapositive

1.3 Je inkomsten en uitgaven
Voor de incidentele uitgaven kun je het beste geld reserveren
  • Geld opzij zetten waarvan je later bepaalde uitgaven kunt betalen

Slide 15 - Diapositive

Reserveren
Reservering per maand                        = 
Bedrag dat je nodig hebt : aantal maanden = 

Voorbeeld:

Slide 16 - Diapositive

Reserveren
Reservering per maand =
Bedrag dat je nodig hebt : aantal maanden = 

Voorbeeld:
Sophie wil over twee jaar een scooter van € 1.800 kopen.
Hoeveel moet ze per maand reserveren?

Slide 17 - Diapositive

Reserveren
Reservering per maand =
Bedrag dat je nodig hebt : aantal maanden = 

Voorbeeld:
Sophie wil over twee jaar een scooter van € 1.800 kopen.
Hoeveel moet ze per maand reserveren?
€ 1.800 : 24 = € 75 per maand reserveren.

Slide 18 - Diapositive

1.3 Je inkomsten en uitgaven 

Slide 19 - Diapositive

Voorbeeld:
Jacko krijgt €15 zakgeld per week. Hoeveel krijgt hij per maand?

Slide 20 - Diapositive

Aan het werk!!
6.1 opgaven 2, 4, 6
herhaling blz 178 opg. 1 t/m 4

Leren begrippen 6.1
Aan het werk!!
  1. Maak vanaf blz. 18 opdr. 2 t/m 7 + 9 t/m 11
  2.  blz. 33 opdr. 13-15-16
Wat vond jij van de lesstof?
lastig    of      makkelijk
  1. Maak vanaf blz. 18 opdr. 2 t/m 7 + 9 t/m 11
  2.  blz. 33 opdr. 13-16-17

Slide 21 - Diapositive

Paragraaf 1.3
1) Je kunt uit een begroting conclusies trekken.
2) Je kunt drie soorten inkomens onderscheiden.
3) Je kunt de gezinsuitgaven in drie groepen indelen. 
4) Je kunt bedragen omrekenen van maand naar week en omgekeerd.
5) Je kunt een reservering berekenen.

Slide 22 - Diapositive