H2.3 - Temperatuur

• Natuurkunde
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

Dag R3A! Ga op de juiste plek zitten, zorg dat je een gesloten laptop op tafel hebt liggen.

Dag R3B! Ga op de juiste plek zitten, zorg dat je bent ingelogd op de lessonup.

Dag R3A! Ga op de juiste plek zitten, zorg dat je bent ingelogd op de lessonup.

Hoofdstuk 2: het weer

Paragraaf 3: Temperatuur

Ga zelf aan de slag

Wat? Lees H2.3 - temperatuur
Hoe? Je leest dit in stilte.
Klaar? Ga vast aan de slag met de opdrachten van H2.3

Isobaren

Isobaren zijn lijnen die 

plaatsen met gelijke 

luchtdruk met elkaar 

verbinden

Hoe dichter de isobaren

bij elkaar hoe harder het

waait

Luchtdruk in hPa

De manometer

Overdruk - Verschil tussen de druk in de band en de lucht eromheen.

De echt druk is absolute druk->

Absolute druk = luchtdruk + overdruk

Verschillende soorten thermometers

1. vloeistofthermometer
   
2. digitale thermometer
3. bimetaalthermometer
4. infraroodthermometer

Vloeistofthermometer

De  onderdelen zijn:

- reservoir

- schaalverdeling

- stijgbuis

- vloeistof (meestal alcohol)

Wat is hier het meetbereik?

Bimetaal thermometer

• in bimetaalthermometer zit een strip bestaand uit twee verschillende metalen, meestal ijzer en aluminium
  
• beiden hebben een andere temperatuur waarbij ze uitzetten of krimpen
• ijzer zet bij een hogere temepratuur minder uit dan aluminium
• strip is opgerold in spiraal
• temperatuur wordt weergegeven met wijzer

Bimetaal thermometer

Bimetaal

Wat is hier de temperatuur?

Het deeltjesmodel

Drie belangrijke eigenschappen:

1.  De moleculen van een stof veranderen niet
2. De moleculen van een stof bewegen voortdurend
3. De moleculen van een stof trekken elkaar aan

Absolute nulpunt

Dit is de temperatuur waarbij de moleculen helemaal stil liggen.

0 Kelvin

=

- 273 graden Celcius

Temperatuurschalen

• Celsius; twee ijkpunten: 0 ^oC waarbij water bevriest en 100^oC waarbij water gaat koken
• Kelvin; begint bij het absolute nulpunt, hierbij bewegen de atomen niet meer. -273 ^oC = 0 ^oK                   

a) 25°C naar Kelvin: __________ K
b) -10°C naar Kelvin: __________ K
c) 0 K naar Celsius: __________ °C
d) 100 K naar Celsius: __________ °C
e) 37.5°C naar Kelvin: __________ K
f) 500 K naar Celsius: __________ °C

Reken om!

a) 25°C naar Kelvin: __________ K

b) -10°C naar Kelvin: __________ K

c) 0 K naar Celsius: __________ °C

d) 100 K naar Celsius: __________ °C

e) 37.5°C naar Kelvin: __________ K

f) 500 K naar Celsius: __________ °C

Maak daarna de volgende opdrachten van H2.3 - 1, 3, 5, 8  

De temperatuur in Kelvin is 350K. Wat is de temperatuur in Celsius?

1. 550°C
2. 623 °C
3. 77°C
4. 250°C

De temperatuur is 20°C. Wat is de temperatuur in Kelvin?

1. 273 K
2. 293 K
3. - 253 K
4. 253 K

Volgens het deeltjesmodel bewegen moleculen het snelst in de ...

1. vaste fase
2. vloeibare fase
3. gasfase

Verklaar het verschil tussen warm en koud water met het deeltjesmodel

1. Moleculen bewegen sneller in koud water
2. Moleculen bewegen sneller in warm water

wat is de temperatuur?

1. 60 graden celcius
2. 20 graden celsius
3. 0 graden celsius
4. -20 graden celsius

Ga nu zelf aan de slag

Wat? Maak de volgende opdrachten van H2.3 - 1, 3, 5, 8  
Hoe? Je gaat fluisterend overleggen of stil werken.
Hoe lang? Tot het einde van de les
Klaar? Maak de test jezelf van h2.1 , h2.2 en h2.3