Lezen H3 3Mavo

Lezen H3 
Begrippen: Signaalwoorden en Tekstverbanden
Doel: Aan het einde van de les weet je wat signaalwoorden en wat tekstverbanden zijn. 
Lezen
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Lezen H3 
Begrippen: Signaalwoorden en Tekstverbanden
Doel: Aan het einde van de les weet je wat signaalwoorden en wat tekstverbanden zijn. 
Lezen

Slide 1 - Diapositive

Wat is de juiste vorm van het werkwoord in de volgende zinnen: 
WW- spelling

Slide 2 - Diapositive


1. Wat is het meest gezochte/gezochtte boek in de bibliotheek?
A
Gezochte
B
Gezochtte

Slide 3 - Quiz

2. Tims gescheidden/gescheiden ouders wonen vlak bij elkaar.
A
gescheidden
B
gescheiden

Slide 4 - Quiz

3. Savanna bestede/ besteedde veel aandacht aan haar make-up
A
bestede
B
besteedde

Slide 5 - Quiz

Medina's lievelingseten is lamsfilet met geplete/geplette peper.
A
geplete
B
geplette

Slide 6 - Quiz

5. Jelle was tevreden over de geboden/gebode service bij de kapper.
A
geboden
B
gebode

Slide 7 - Quiz

6. De Jury van de bakwedstrijd proefde alle bereidde/ bereide taarten.
A
bereidde
B
bereide

Slide 8 - Quiz

Signaalwoorden 
Lezen

Slide 9 - Diapositive

Wat zijn signaalwoorden ook alweer?

Slide 10 - Question ouverte

Tekstverbanden
Zijn zinnen en alinea's die in de tekst met elkaar te maken hebben. Het doel is dat de lezer de tekst beter kan begrijpen. 
Lezen

Slide 11 - Diapositive

Opsomming
Als je iets opsomt, dan noem je verschillende dingen die met elkaar te maken hebben. 

Lezen

Slide 12 - Diapositive

Signaalwoorden:
ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook (nog), verder, bovendien, tevens, daarnaast, tenslotte, en. 
Opsomming kun je ook herkennen aan opsommingstekens. (;,-dots)
Lezen

Slide 13 - Diapositive

Noem twee signaalwoorden van een opsomming

Slide 14 - Question ouverte

Tegenstelling
Bij een tegenstelling wordt er vaak tegen gesproken. Dit staat ook al in het woord. 

Voorbeeld: Veel jongeren willen graag in de vakantie wat bijverdienen, maar er is dit jaar te weinig vakantiewerk. 
Lezen

Slide 15 - Diapositive

Signaalwoorden: 
tegenover, maar, hoewel, echter, toch, daarentegen, aan de ene kant... aan de andere kant. 
Lezen

Slide 16 - Diapositive

Voorbeeld (toelichting)
Bij een voorbeeld of toelichting leg je uit wat je bedoelt door middel van een voorbeeld of toelichting. 

Voorbeeld: Je kunt afspraken voor een stage laten vastleggen in een stageovereenkomst. Denk aan het aantal uren dat je per week werkt. 
Lezen

Slide 17 - Diapositive

Signaalwoorden: 
bijvoorbeeld, zo, zoals, neem nou, denk aan, onder andere, ter illustratie. 
Lezen

Slide 18 - Diapositive

Maken opdracht 1 en 2 
blz. 69 en blz. 70

Slide 19 - Diapositive

Tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 20 - Carte mentale

Slide 21 - Vidéo