2a(49)
1 / 19
La durée de la leçon est: 40 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Lien
Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.
_________ (zijn) oncles
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.
_________ (zijn) oncles
A
ton
B
tes
C
son
D
ses
Slide 4 - Quiz
Het bezittelijk voornaamwoord staat voor een...
A
...werkwoord
B
...een lidwoord
C
...zelfstandig naamwoord
D
...een voorzetsel
Slide 5 - Quiz
Het bezittelijk voornaamwoord past zich aan, aan het woord dat erachter staat
A
waar
B
niet waar
Slide 6 - Quiz
Welke bezittelijke voornaamwoorden heb je
voor 'jouw'?
voor 'jouw'?
A
son, sa, ses
B
mon, ma, mes
C
ton, ta, tes
Slide 7 - Quiz
Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.
_________ (jouw) mère
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.
_________ (jouw) mère
A
ton
B
ta
C
son
D
sa
Slide 8 - Quiz
Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen
haakjes. Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.
_________ (mijn) tante
haakjes. Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.
_________ (mijn) tante
A
ma
B
ta
C
mon
D
son
Slide 9 - Quiz
Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord:
...... parents sont divorcés.
...... parents sont divorcés.
A
Mon
B
Mes
C
Ma
Slide 10 - Quiz
Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord:
...... amie est Julie.
...... amie est Julie.
A
Ton
B
Ta
C
Tes
Slide 11 - Quiz
Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.
_________ (mijn) tante
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.
_________ (mijn) tante
A
ma
B
ta
C
mon
D
son
Slide 12 - Quiz
Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.
_________ (hun) oncles
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.
_________ (hun) oncles
A
leur
B
leurs
Slide 13 - Quiz
Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.
_________ (zijn) soeur
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.
_________ (zijn) soeur
A
sa
B
ton
C
son
D
ta
Slide 14 - Quiz
Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.
_________ (zijn) oncle
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.
_________ (zijn) oncle
A
ton
B
tes
C
son
D
ses
Slide 15 - Quiz
Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.
_________ (uw) mère
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.
_________ (uw) mère
A
nos
B
votre
C
notre
D
ta
Slide 16 - Quiz
Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.
_________ (haar) bureau
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.
_________ (haar) bureau
A
sa
B
ta
C
son
D
ton
Slide 17 - Quiz
Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.
_________ (onze) mère
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.
_________ (onze) mère
A
nos
B
notre
C
votre
D
vos
Slide 18 - Quiz
Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.
_________ (hun) vélos
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.
_________ (hun) vélos
A
leur
B
leurs
