klas 3 revision ontkenning + vergelijking

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Startklaar

Ik ben klaar voor de les:

• ik zit op mijn plek
• mijn jas is uit en in mijn kluisje
• mijn tas is op de grond/ aan mijn stoel
• mijn mobiel is in mijn tas of zak
• mijn boek en pen zijn op mijn tafel

Qu'est-ce qu'on va faire aujourd'hui?

• Wat? vergelijkingen + ontkenning
• Hoe? Klassikaal + individueel
• Tijd? 45 minuten
• Klaar? afmaken opdrachten

Aan het eind van de les:

-Ken je de regels van de trappen van vergelijking

- weet je hoe in het Frans de zinnen ontkennend kunt maken

Qu'est-ce qu'on va faire le dernier cours?

Wat hebben de vorige les gedaan?

Hoe maak je een vergelijking
in het NL?
Geef voorbeelden

Noem voorbeelden van
bijvoeglijk naamwoorden
in het Frans

1

2

3

1

2

3

1

1

2

3

2

3

Vergelijking:

meer dan

Vergelijking:

evenveel als 

Vergelijking:

minder dan

moins ... que

aussi ... que

plus (bijv. nw) que

Overtreffende trap

Om aan te geven dat iets of iemand bijvoorbeeld het grootst of het kleinst is, gebruik je in het Frans le plus, la plus, les plus

Le plus petit garçon - Het kleinste jongetje

La plus grande fille - Het grootste meisje

Les plus jolis films - De leukste/mooiste films

Les plus belles filles - De mooiste meisjes

Hoe maak je in het Frans de overtreffende trap?

1. Plus + bijvoeglijk naamwoord
2. Super + bijvoeglijk naamwoord
3. Le/La/Les plus + bijvoeglijk naamwoord
4. Moins + bijvoeglijk naamwoord

Welke Franse zin is de correcte vertaling?
Die kat is kleiner dan een hond

1. Ce chat est plus petit qu'un chien
2. Ce chat est plus petite qu'un chien
3. Ce chat est aussi petit qu'un chien
4. Ce chat est moins petit qu'un chien

Ton T-shirt est [groter dan] ton pantalon. Vul alleen de vertaling van [groter dan] in

Net zoals "goed" een uitzondering is: niet "goeder" maar "beter"  .

Je gebruikt hier geen plus!

Die boeken zijn beter dan die films

1. Ces livres sont plus mieux que ces films.
2. Ces livres sont meilleurs que ces films.
3. Ces livres sont aussi mieux que ces films.
4. Ces livres sont plus meilleures que ces films.

De ontkenning

Il ne regarde pas la télé.

NE / N'

PAS

Persoonsvorm
(1e werkwoord in de zin)

Onderwerp

Rest van de zin

Nog twee voorbeelden...

Il veut acheter un jean. 

Il ne veut pas acheter un jean.

Elle a mangé un hamburger.

Elle n'a pas mangé un hamburger.

Attention!

C'est possible.

Ce n'est pas possible.

Il y a une pharmacie.

Il n'y a pas de pharmacie.

C'est

Il y a

Verschillende ontkenningen

ne ... pas	niet (geen)	Je ne mange pas de viande.	Ik eet niet (geen) vlees.
ne ... plus	niet (geen) meer	Je ne mange plus de viande.	Ik eet niet (geen) vlees meer .
ne ... jamais	nooit	Je ne mange jamais de viande.	Ik eet nooit vlees.
ne ... rien	niets	Je ne mange rien .	Ik eet niets .
ne ... pas encore	nog niet	Je ne mange pas encore de viande.	Ik eet nog niet (geen) vlees.

De zinsopbouw blijft hetzelfde!

NE / N'

PAS

PLUS

PAS ENCORE

JAMAIS

RIEN

Persoonsvorm
(1e werkwoord in de zin)

Onderwerp

Rest van de zin

Voorbeelden

J'ai un chien. 

(niet meer) Je n'ai plus de chien.

Mes parents vont à la plage.

(nooit) Mes parents ne vont jamais à la plage.

Elle écrit.

(niets) Elle n'écrit rien.

Les exercices 

• Vous faites les exercices 15 + 21
•       Jullie maken de opdrachten  15 + 21



Klaar? overige opdrachten afmaken

Evaluatie

Hebben we ons doel behaald?

Wat ging er goed in deze les?

Wat kan er de volgende keer beter gaan?