Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 15 min
Éléments de cette leçon
English (unit 2 - lesson 4)
Slide 1 - Diapositive
Lessongoals:
Goals:
Ik kan het verschil tussen much/many en little/few uitleggen en toepassen.
Slide 2 - Diapositive
Betekenis
Als er veel van iets is gebruik je in het Engels de woorden: much of many
Als er weinig van iets is, gebruik je in het Engels de woorden: little en few of a little (een beetje) en a few (een paar)
Slide 3 - Diapositive
much, many,a lot, (a) few,(a) little.
How many pieces of candy can you count?
How much water is in this jar?
Slide 4 - Diapositive
Telbaar
Bij telbare zelfstandigenaamwoorden gebruik je: many(‘veel’), a few(‘een paar’), few(‘weinig’).
Kun je ook in het meervoud gebruiken, zoals books, questions en people.
Let op: a fewbetekent ‘een paar’ fewbetekent ‘weinig’
Slide 5 - Diapositive
niet telbaar
Bij niet-telbare zelfstandige naamwoorden gebruik je: much (‘veel’), a little (‘een beetje’) en little (‘weinig’).
Zijn woorden die in het enkelvoud staan, zoals: time, money, water
Let op: a littlebetekent ‘een beetje’ littlebetekent ‘weinig’.
Slide 6 - Diapositive
Voorbeelden
many friends few friends
much water a little water
many chairs a few chairs
much time little time
many superheroes few superheroes
much money little money
Slide 7 - Diapositive
A lot of
Bij bevestigende zinnen (+) gebruik je a lot of. Gebruik many of much alleen bij zeer formele schrijf- en spreektaal.
In ontkennende (-) zinnen of vragen (?) gebruik je altijd many of much
Voorbeelden:
We need a lot of donations. Are there many people here?
My uncle has a lot of money. We don’t have much time.
Slide 8 - Diapositive
Time to check!
QUIZ!
Slide 9 - Diapositive
Welk woord hoort waarbij? Sleep het woord naar het juiste witte vlak.
MANY
MUCH
pocketmoney
tables
witches
buses
fun
light
fans
Slide 10 - Question de remorquage
I have got ... problems.
A
many
B
much
Slide 11 - Quiz
How ... milk is left in the fridge?
A
many
B
much
Slide 12 - Quiz
Are there ... ghosts in that creepy building?
A
many
B
much
Slide 13 - Quiz
He makes ___ (een paar) errors
A
little
B
few
C
a little
D
a few
Slide 14 - Quiz
I found ___ (weinig) gold in that lake.
A
little
B
few
C
a little
D
a few
Slide 15 - Quiz
"Mom, I'm going to bake .............. cupcakes this afternoon. All my friends want to taste them. How .............. eggs do we still have? And how ............. butter is in the fridge?"
Mom: "Ow, let me check. It looks like there is only a ............ eggs left. And there is also just a ............ butter. I don't think you will have enough. I'm doing groceries later today. I'll bring you some."
much
many
little
few
many
Slide 16 - Question de remorquage
Ik weet het verschil tussen much/many/a lot of & (a) little/ (a) few
Ja dat weet ik.
Een beetje. Ik snap sommige dingen nog niet helemaal.