230307_A2C_ww spelling

WELKOM!

Ga rustig op je plek zitten.

Spullen op tafel. Laptop dicht.

Zet je tas op de grond.

Pak je leesboek en ga lezen.



timer
15:00
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 18 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

WELKOM!

Ga rustig op je plek zitten.

Spullen op tafel. Laptop dicht.

Zet je tas op de grond.

Pak je leesboek en ga lezen.



timer
15:00

Slide 1 - Diapositive

Herhalen werkwoordspelling
Lesdoelen
Check
Zelf werken: oefeningen maken
Afsluiten: wat heb je geleerd?
Afsluiten: volgende les
V
A
N
D
A
A
G

Slide 2 - Diapositive

  • Je kent de verschillende werkwoordsvormen en kunt vaststellen welke vorm een werkwoord heeft.
  • Je kent de regels voor het schrijven van de persoonsvorm en kunt die toepassen.
  • Je kent de regels voor het schrijven van het voltooid deelwoord en kunt die toepassen.
  • Je kent de regels voor het schrijven van de gebiedende wijs en kunt die toepassen.
Lesdoelen

Slide 3 - Diapositive

Herhalen werkwoordspelling

Slide 4 - Diapositive

  1. Persoonsvorm
    Wij lopen altijd naar school.

  2. Voltooid deelwoord
    Wij hebben gisteren 10 kilometer gelopen.

  3. Hele werkwoord/infinitief
Wij willen daar graag lopen.
Herhalen werkwoordspelling: soorten werkwoorden

Slide 5 - Diapositive

De persoonsvorm is verbonden met het onderwerp -> tt of vt

Je vindt de persoonsvorm door:
  • tijdproef 
  • getalproef
  • vraagproef


Herhalen werkwoordspelling: pv

Slide 6 - Diapositive

Persoonsvorm TT
ik, .... jij
Persoonsvorm TT
ik, .... jij 

jij 

hij/zij/het 

meervoud 
ik-vorm/stam

ik-vorm + t

ik-vorm + t

'infinitief' 
fiets      word      loop 

fietst    wordt      loopt

fietst     wordt      loopt

fietsen  worden  lopen
werkwoorden die eindigen op dt komen dus alleen voor bij persoonsvormen in de tegenwoordige tijd van jij  en van hij/zij/het. De stam van het werkwoord moet dan wel op een d eindigen.

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Persoonsvorm VT
Twee soorten werkwoorden:
  1. Sterke werkwoorden Deze werkwoorden moet je kennen. 

  2. Zwakke werkwoorden +te(n) of + de(n). Gebruik de regels van 't ex-kofschip.


Slide 9 - Diapositive


Het voltooid deelwoord is het werkwoord dat aangeeft dat iets is afgelopen

Je herkent het voltooid deelwoord aan het volgende: 
  • een vorm van hebben, zijn of worden
  • ge-, be-, ont- of ver- 
  • iets/het is afgelopen. 
> ook hier gebruik je de regel van 't ex-kofschip.
Herhalen werkwoordspelling: voltooid deelwoord

Slide 10 - Diapositive

'T EX-KOFSCHIP
  • Om te bepalen of er -te(n) of +de(n) toegevoegd moet worden, gebruik je 't ex-kofschip.
  • Dit is eigenlijk een ezelsbruggetje om de medeklinkers te kunnen onthouden.

    > Zit de laatste letter van de stam van het werkwoord wel of niet in 't ex-kofschip?
  • wel > ik-vorm + te(n)
  • niet > ik-vorm + de(n) 


Slide 11 - Diapositive

Voltooid deelwoord 
Hoe spel je dat? 
Twee manieren om dat uit te vinden.

  1. verlengproef - maak het woord langer dan hoor je of er een -d of -t moet komen.
  2. 't ex-kofschip.

Slide 12 - Diapositive

Het hele werkwoord is de infinitief. 

Je herkent een infinitief aan het volgende: 
  • Het is het hele werkwoord (de wij-vorm).
  • Er staat soms 'te' of 'aan het' voor.
Herhalen werkwoordspelling: infinitief

Slide 13 - Diapositive

Gebiedende wijs

  • Bevel of aansporing
  • Persoonsvorm: ik-vorm van het werkwoord: Loop daarheen!
  • Er staat geen onderwerp in gebiedende wijs.
  • Je kunt 'jij' erachteraan denken.

Slide 14 - Diapositive

Maak een zin met het werkwoord
in de aangegeven vorm.
Check

Slide 15 - Diapositive

timer
30:00
Hoe lang: 30 minuten
Hoe: in je schrift
Klaar? -> lezen
Maak: opdracht 3 t/m 6 op blz. 29 t/m 31 of numo werkwoordspelling
Zelf werken: oefeningen maken

Slide 16 - Diapositive

  • Je kent de verschillende werkwoordsvormen en kunt vaststellen welke vorm een werkwoord heeft.
  • Je kent de regels voor het schrijven van de persoonsvorm en kunt die toepassen.
  • Je kent de regels voor het schrijven van het voltooid deelwoord en kunt die toepassen.
  • Je kent de regels voor het schrijven van de gebiedende wijs en kunt die toepassen.
Afsluiten: wat heb je geleerd?

Slide 17 - Diapositive

> meer werkwoordspelling: Engelse werkwoorden in het Nederlands
> ...en nog meer spelling :)



Afsluiten: volgende les

Slide 18 - Diapositive