2H tweede les

Bonjour 1D! Ton livre, cahier (schrift) et iPad s.v.p.
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Bonjour 1D! Ton livre, cahier (schrift) et iPad s.v.p.

Slide 1 - Diapositive

Les buts
-Herhalen van de grammatica voor de toets van maandag
-Ik kan toepassen: 
 
-Werkwoorden op -er
-Ontkenning: ne... pas


Slide 2 - Diapositive

je
je .....
ik zing
tu
tu ....
jij zingt
il/elle
il/elle ....
hij/zij zingt
on
on ....
wij zingen
nous
nous ....
wij zingen
vous
vous ....
jullie zingen/ u zingt
ils/elles
ils/elles ... 
zij zingen 
Regelmatige werkwoorden op -er (chanter)

Slide 3 - Diapositive

je
je chante
ik zing
tu
tu ....
jij zingt
il/elle
il/elle ....
hij/zij zingt
on
on ....
wij zingen
nous
nous ....
wij zingen
vous
vous ....
jullie zingen/ u zingt
ils/elles
ils/elles ... 
zij zingen 
Regelmatige werkwoorden op -er (chanter)

Slide 4 - Diapositive

je
je chante
ik zing
tu
tu chantes
jij zingt
il/elle
il/elle ....
hij/zij zingt
on
on ....
wij zingen
nous
nous ....
wij zingen
vous
vous ....
jullie zingen/ u zingt
ils/elles
ils/elles ... 
zij zingen 
Regelmatige werkwoorden op -er (chanter)

Slide 5 - Diapositive

je
je chante
ik zing
tu
tu chantes
jij zingt
il/elle
il/elle chante
hij/zij zingt
on
on ....
wij zingen
nous
nous ....
wij zingen
vous
vous ....
jullie zingen/ u zingt
ils/elles
ils/elles ... 
zij zingen 
Regelmatige werkwoorden op -er (chanter)

Slide 6 - Diapositive

je
je chante
ik zing
tu
tu chantes
jij zingt
il/elle
il/elle chante
hij/zij zingt
on
on chante
wij zingen
nous
nous ....
wij zingen
vous
vous ....
jullie zingen/ u zingt
ils/elles
ils/elles ... 
zij zingen 
Regelmatige werkwoorden op -er (chanter)

Slide 7 - Diapositive

je
je chante
ik zing
tu
tu chantes
jij zingt
il/elle
il/elle chante
hij/zij zingt
on
on chante
wij zingen
nous
nous chantons
wij zingen
vous
vous ....
jullie zingen/ u zingt
ils/elles
ils/elles ... 
zij zingen 
Regelmatige werkwoorden op -er (chanter)

Slide 8 - Diapositive

je
je chante
ik zing
tu
tu chantes
jij zingt
il/elle
il/elle chante
hij/zij zingt
on
on chante
wij zingen
nous
nous chantons
wij zingen
vous
vous chantez
jullie zingen/ u zingt
ils/elles
ils/elles ... 
zij zingen 
Regelmatige werkwoorden op -er (chanter)

Slide 9 - Diapositive

je
je chante
ik zing
tu
tu chantes
jij zingt
il/elle
il/elle chante
hij/zij zingt
on
on chante
wij zingen
nous
nous chantons
wij zingen
vous
vous chantez
jullie zingen/ u zingt
ils/elles
ils/elles chantent
zij zingen 
Regelmatige werkwoorden op -er (chanter)

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

De ontkenning: 
Max parle français

Persoonsvorm? Huh? Wat is dat? 

-Zin vragend maken
-zin in andere tijd zetten:
-Onderwerp enkelvoud/meervoud zetten: 
Praat Max Frans?
Max praatte Frans
Max en Daan praten Frans

Slide 12 - Diapositive

Ne / n'
Ne verandert in 



Wanneer gebruik je N'.... ?

Slide 13 - Diapositive

Ne / n'
Ne verandert in 


Je gebruikt n' als het werkwoord begint met een klinker AEIOU
Wanneer gebruik je N'.... ?

Slide 14 - Diapositive

Ne / n'
Ne verandert in n' als het werkwoord begint met een klinker:

J'aime le pain => Je n'aime pas le chocolat
J'habite à Paris => 
C'est un poisson => 

Slide 15 - Diapositive

Ne / n'
Ne verandert in n' als het werkwoord begint met een klinker:

J'aime le pain => Je n'aime pas le chocolat
J'habite à Paris => Je n'habite pas à Bordeaux
C'est un poisson => 

Slide 16 - Diapositive

Ne / n'
Ne verandert in n' als het werkwoord begint met een klinker:

J'aime le pain => Je n'aime pas le chocolat
J'habite à Paris => Je n'habite pas à Bordeaux
C'est un poisson => Ce n'est pas un chien

Slide 17 - Diapositive

Ne / n'


J'aime le saumon => Je ............. la viande

Maak ontkennend met: n'.. pas

Slide 18 - Diapositive

Ne / n'


J'aime le saumon => Je n'aime pas la viande

Slide 19 - Diapositive

Ne / n'


J'habite à Baarn => Je .........  à Amersfoort

Maak ontkennend met: n'.. pas

Slide 20 - Diapositive

Ne / n'


J'habite à Soest => Je n'habite pas à Amersfoort

Slide 21 - Diapositive

Ne / n'



C'est un recette => Ce ........... un menu
Maak ontkennend met: n'.. pas

Slide 22 - Diapositive

Ne / n'

C'est un recette => Ce n'est pas un menu

Slide 23 - Diapositive

Open je iPad en LessonUp

Slide 24 - Diapositive

Vul je de juiste vorm van het werkwoord in:
Elle (aimer) le poisson
A
aimes
B
aime
C
aimez
D
aiment

Slide 25 - Quiz

Welke ontkennende zin is goed?
A
Elle regarde ne pas la télé
B
Elle ne pas regarde la télé
C
Elle ne regarde la télé pas
D
Elle ne regarde pas la télé

Slide 26 - Quiz

Vul je juiste vorm van het werkwoord in.
Nous (chercher) une maison
A
cherches
B
cherchez
C
cherchent
D
cherchons

Slide 27 - Quiz

Welke ontkennende zin is goed?
A
Il ne pas chante une chanson
B
Il pas une chanson ne chante
C
Il ne chante pas une chanson.
D
Il ne pas une chanson chante.

Slide 28 - Quiz

Vul je juiste vorm van het werkwoord in:
Vous (habiter) à Paris?
A
habitez
B
habitent
C
habitons
D
habite

Slide 29 - Quiz

Welke ontkennende zin is dus goed?
A
Nous ne marchons pas 5 kilomètres.
B
Ne marchons pas nous 5 kilomètres.
C
Ne 5 kilomètres nous marchons pas.
D
Ne nous pas marchons 5 kilomètres.

Slide 30 - Quiz

Vul je juiste vorm van het werkwoord in.
Je (aimer) la télé
A
Je aime
B
J'aime
C
J'aimez
D
J'aimons

Slide 31 - Quiz

Welke ontkennende zin is goed?
A
C'est ne pas une télévision
B
Ce n'est pas une télévision.
C
Ce ne pas est une télévision.
D
Ce ne télévision pas.

Slide 32 - Quiz

Vul je juiste vorm van het werkwoord in:
Tu (parler) espagnol?
A
parles
B
parle
C
parlons
D
parlez

Slide 33 - Quiz

Welke ontkennende zin is goed?
A
Vous n' habitez pas à Soest.
B
Vous ne habitez pas à Soest.
C
Soest vous n'habitez pas à.
D
vous ne pas habitez à Soest.

Slide 34 - Quiz

Gebruik de juiste vorm van het werkwoord en maak ontkennend:
Lana (manger) une pomme

Slide 35 - Question ouverte

Gebruik de juiste vorm van het werkwoord en maak ontkennend:
Jean est a la maison

Slide 36 - Question ouverte

Gebruik de juiste vorm van het werkwoord en maak ontkennend:
Ties (chercher) sa maman

Slide 37 - Question ouverte

Gebruik de juiste vorm van het werkwoord en maak ontkennend:
Je donne le chocolat

Slide 38 - Question ouverte

Ik ben klaar voor de toets!!
😒🙁😐🙂😃

Slide 39 - Sondage

Faire

Slide 40 - Diapositive

Devoirs
Faire: 30, 31, 32ab, 33, apprendre H (page 93)
Répéter: ABCDEFG chapitre 2

30c: coche = kruis aan/kleur in
30d = Vertaal de 3 zinnen
32a: Maak 5 zinnen zonder ontkenning/maak de juiste vorm van het werkwoord
32b: maak de 5 zinnen nu ontkennend 


Slide 41 - Diapositive