Interpunctie en spelling

Interpunctie (= leestekens) en hoofdletters

Lesdoelen
  • Je weet hoe je correct hoofdletters en interpunctie gebruikt.
  • Voorbereiding op het instellingsexamen schrijven.
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOMiddelbare schoolStudiejaar 1-4

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Interpunctie (= leestekens) en hoofdletters

Lesdoelen
  • Je weet hoe je correct hoofdletters en interpunctie gebruikt.
  • Voorbereiding op het instellingsexamen schrijven.

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom is interpunctie
belangrijk?

Slide 2 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Interpunctie
Ik houd van je, lieve vriendin.

Ik houd van je lieve vriendin.

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 5 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoofdletters
•  Aan het begin van een zin.
•  Namen en landen (Ajax, Amerika, Italiaanse steden, Janice van de Berg,
     let op: mevrouw Van de Berg)

Geen hoofdletters:
  • namen van seizoenen, maanden en dagen (lente, maart, vrijdag)
  • geloven/religies (islam, katholiek)
  • titels (directeur, minister)


Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

de punt 
Elke zin eindigt met een punt. 

Alleen niet bij........
.

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Een uitroepteken komt na een uitroep: 
Kom eten!          Pas op!      Zit stil!
Een vraagteken komt na een vraagzin, i.p.v. de punt.
Kom je eten?

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Citaat (= wat letterlijk gezegd wordt)

Bij een citaat gebruik je een dubbele punt en aanhalingstekens.
Mijn baas zei: "Dat heb je goed opgelost."

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Joris die jongen die gisteren ook mee voetbalde zit in mijn klas
A
Joris, die jongen die gisteren ook mee voetbalde zit in mijn klas.
B
Joris, die jongen die gisteren ook mee voetbalde, zit in mijn klas.
C
Joris die jongen die gisteren ook mee voetbalde.zit in mijn klas.

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Die nieuwe blauwe mooie auto is van mij.
A
Die nieuwe, blauwe mooie auto is van mij.
B
Die nieuwe blauwe, mooie auto is van mij.
C
Die nieuwe, blauwe, mooie, auto is van mij.
D
Die nieuwe, blauwe, mooie auto is van mij.

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Amsterdam heeft negen letters.
A
Amsterdam, heeft negen letters.
B
Amsterdam heeft negen letters.
C
’Amsterdam’ heeft negen letters.
D
’Amsterdam’, heeft negen letters.

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 17 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Werkwoordspelling 

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat staat hier nu?
A
Dat de regels voor de hele straat gelden
B
Dat de hele straat geld krijgt

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat moest er wel staan

A
Laad
B
Laadt
C
Laat

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Verbeter de fout
A
bent, moet met dt
B
betaald, moet met een t
C
bent, moet met een d
D
betaald, moet met dt

Slide 22 - Quiz

"betaalt" is een pv, dus hoor met een t.
Hij vin... er niets aan.
De automonteur besef... zijn fout.
Gisteren durf... hij niets te zeggen.
Dat is niet wat hij bedoel... te zeggen.

De afspraak van vorige week schik.... ons niet.
We wor... misselijk van die lucht.
d
dt
t
te
de
den
ten

Slide 23 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke zin klopt?
A
Hoe oud wordt je morgen?
B
Hoe oud word je morgen?

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke zin klopt?
A
Hij heeft bediendt
B
Hij heeft bedient
C
Hij heefd bediend
D
Hij heeft bediend

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke zin klopt?
A
Het gebeurt vaak dat ze valt.
B
Het gebeurd vaak dat ze valt.
C
Het gebeurdt vaak dat ze valt.

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Spelling

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is hier fout?
A
Omleiding
B
Fietspad
C
gestolen
D
volg

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wie gaan je vragen beantwoorden volgens dit bord?
A
De medewerkers van de buitenafdeling
B
De kamerplanten
C
De medewerkers van de kamerplanten

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

aaneen of losschrijven?
los:
- woordgroepen: inkopen doen, alle drie, hoe laat
aaneen:
-samenstellingen: handdoek, keukenprinses
-afleidingen: antisociaal, beargumenteren

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat had hier moeten staan?
A
Kerst stukmaken
B
Kers stukmaken
C
Kersttuk maken
D
Kerststuk maken

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het is een kruispunt waar veel ongelukken .........
A
plaatsvinden
B
plaats vinden

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik weet niet hoe we dit plan moeten......
A
vorm geven
B
vormgeven

Slide 34 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De ......... is erg belangrijk voor de toekomst.
A
groene stroom
B
groenestroom

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 36 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions