Grammatica zinsdelen

2E - Nederlands
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

2E - Nederlands

Slide 1 - Diapositive

De persoonsvorm
  • Wat voor een woord is de persoonsvorm?
  • Hoe vind je de persoonsvorm ook alweer?

Slide 2 - Diapositive

Persoonsvorm
- een werkwoord heeft verschillende persoonsvormen. Het past zich aan, aan wie of wat het doet;
- in iedere zin staat een persoonsvorm.
enkelvoud 1 ik                      meervoud 1 wij
                       2 jij                                            2 jullie
                       3 hij/zij/het                           3 zij

Slide 3 - Diapositive

De persoonsvorm vind je door:
  • de zin in een andere tijd  te zetten. 
    Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
     Jan gaat fietsen.

Slide 4 - Diapositive

Wat is een persoonsvorm altijd?
A
Lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 5 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Hoe vind je ook alweer de persoonsvorm?
A
Hoe
B
vind
C
je
D
ook

Slide 6 - Quiz

'Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.'
De persoonsvorm is:
A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze

Slide 7 - Quiz

Onderwerp en persoonsvorm
- Het onderwerp hoort altijd bij de persoonsvorm.
- Staat het onderwerp in enkelvoud dan moet de persoonsvorm ook in enkelvoud.



Slide 8 - Diapositive

Het onderwerp
- Wie/wat + pv? Het antwoord op deze vraag is het onderwerp.
"De hond eet zijn brokjes op."

Wie eet?
Onderwerp:  de hond  
Let op: je moet ook het lidwoord meenemen in het onderwerp!

Slide 9 - Diapositive

Wat is het onderwerp?

Als onderwerp kozen ze pooldieren.
A
Onderwerp
B
Pooldieren
C
Kozen
D
Ze

Slide 10 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Ik kan nu het onderwerp uit een zin halen.
A
Ik
B
kan
C
het onderwerp
D
een zin

Slide 11 - Quiz

Wat is het onderwerp?

De docent legt het onderwerp uit.
A
De docent
B
legt
C
het onderwerp
D
uit

Slide 12 - Quiz

Wat is het onderwerp in de volgende zin?

Langs de weg zat een man met een strohoed op uren lang te wachten op hulp.
A
hulp
B
een man
C
een man met een strohoed op
D
uren

Slide 13 - Quiz

START



- wat weet je nog over het werkwoordelijk gezegde?

taalverzorging grammatica


Slide 14 - Diapositive

ZINSDELEN

werkwoordelijk gezegde



Alle werkwoorden in een zin die samen iets over het onderwerp zeggen, noem je het werkwoordelijk gezegde (wg).



Slide 15 - Diapositive

ZINSDELEN

werkwoordelijk gezegde



Soms is het werkwoordelijk gezegde maar één werkwoord 

(de persoonsvorm), soms zijn het er meer. Bijvoorbeeld:


- Leonie kijkt naar buiten.

- Leonie heeft naar buiten gekeken

- Leonie wil graag naar buiten kijken.


Slide 16 - Diapositive

ZINSDELEN

werkwoordelijk gezegde



De persoonsvorm is altijd onderdeel van het 
werkwoordelijk gezegde.

werkwoordelijk gezegde =
persoonsvorm + alle andere werkwoorden

Slide 17 - Diapositive

OPDRACHT
In de volgende zinnen bestaat het werkwoordelijk gezegde uit één woord (de persoonsvorm).

Noteer steeds het werkwoordelijk gezegde.

Slide 18 - Diapositive

De zus van Dick vertrekt naar het buitenland.

Slide 19 - Question ouverte

Aan de wand hangen een paar posters.

Slide 20 - Question ouverte

Joas stuurt Boris een mailtje.

Slide 21 - Question ouverte

In dat huis wonen nieuwe mensen.

Slide 22 - Question ouverte

De boot naar Vlieland komt zo.

Slide 23 - Question ouverte

OPDRACHT
In de volgende zinnen bestaat het werkwoordelijk gezegde 
uit meerdere woorden 
(de persoonsvorm + alle andere werkwoorden).

Noteer steeds het werkwoordelijk gezegde.
Zet de persoonsvorm steeds voorop!

Slide 24 - Diapositive

In het Guinness Book of Records zijn vreemde records opgeschreven.

Slide 25 - Question ouverte

Een man kan bijvoorbeeld 121 t-shirts over elkaar aantrekken.

Slide 26 - Question ouverte

De familie Wolf heeft een enorme zeepbel geproduceerd.

Slide 27 - Question ouverte

Een vrouw heeft 30 jaar haar nagels laten groeien.

Slide 28 - Question ouverte

Zou jij ook met een records in het Guinness Book of records willen staan?

Slide 29 - Question ouverte