Betoog schrijven - les 2

betoog schrijven
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

betoog schrijven

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we vandaag doen?
  • toets bespreken
  • verder met schrijfopdracht (inleverdatum 27 nov)
  • zelfstandig werken

Slide 2 - Diapositive

toets bespreken
Wat ging goed?
Wat vond je lastig?
Waar heb je onnodig punten laten liggen?
Welke tip geef je jezelf?

Slide 3 - Diapositive

doel schrijven H1, H3 en H4
Je kunt een betoog schrijven met een standpunt, argumenten, ondersteunende feiten en tegenargumenten. 
Daarbij verduidelijk je de structuur d.m.v. signaalwoorden.

Slide 4 - Diapositive

 in het kort
  • betoog schrijven (2x)
  • uiterlijke inleverdatum: 27 november 18:00 uur
       (iedere dag te laat cijfer x 0,9)
  • inleveren via Teams (opdrachten)

Slide 5 - Diapositive

werkwijze
  • alleen of in tweetallen
  • onderwerp kiezen + informatie zoeken
  • bouwplan schrijven en laten controleren 
  • tekst schrijven (individueel)
  • teksten samenvoegen
  • feedbackronde 
  • tekst herschrijven

Slide 6 - Diapositive

Wat lever je in?
  • bouwplan 
  • individuele onderdelen
  • eerste tekst  
  • ontvangen feedback
  • aangepaste tekst
  
Tweetal? 
Je levert samen één document aan dat al deze stukken bevat.

Slide 7 - Diapositive

stellingen
Je kiest één van deze stellingen/standpunten en gaat je publiek (de lezer) hiervan overtuigen:
  • Er moet een extra belasting komen op fastfood.
  • Alcoholproducten moeten twee keer zo duur worden.
  • Nederland moet uit de EU stappen.
  • Nederland moet meer gebruik maken van kernenergie.
  • Vuurwerk moet legaal blijven.
  • Alcoholreclames op tv moeten worden verboden.


Slide 8 - Diapositive

stellingen (2)
  • Softdrugs moeten verkrijgbaar worden bij de apotheek.
  • Nederland moet de doodstraf herinvoeren.
  • Gewelddadige videogames moeten worden afgeschaft.
  • Iedereen moet verplicht orgaandonor worden.
  • Elke scholier moet een bijbaan hebben.
  • Het openbaar vervoer moet gratis worden.
  • 's Nachts moeten lantaarnpalen worden uitgezet.


Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

weektaak
 maken H1 Schrijven: opdr 1 + 2

Betoog-> deze week: onderwerp kiezen + informatie zoeken

Slide 11 - Diapositive

betoog schrijven

Slide 12 - Diapositive

vandaag: de inleiding + slot
Twee functies van de inleiding:
1. De aandacht van de lezer trekken  +
2. Het onderwerp introduceren.


Slide 13 - Diapositive

aandacht trekken door:
1. iets uit de actualiteit
2. iets uit de geschiedenis
3. een voorbeeld, zoals een kort verhaaltje of een eigen ervaring
4. iets wat voor de lezer van persoonlijk belang is

Slide 14 - Diapositive

onderwerp introduceren door:
  1. een hoofdvraag en eventueel deelvragen over een bepaald verschijnsel te stellen
  2. een probleem te formuleren d.m.v. probleemstelling
  3. een standpunt te geven

Slide 15 - Diapositive

slot
Je formuleert de hoofdgedachte van de tekst: 
  -het antwoord op de hoofdvraag
  -een oplossing voor het probleem 
  -een herhaling van je standpunt

Vaak is de hoofdgedachte een conclusie. Je kunt deze aanvullen met een aanbeveling of toekomstverwachting.

Slide 16 - Diapositive

slot
  • In het slot gebruik je signaalwoorden als:                                      daarom, kortom, al met al, dus

  • De tekst sluit je af met een krachtige zin: de uitsmijter.

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

betoog
  • om anderen te overtuigen: je geeft je standpunt en argumenten die dit standpunt ondersteunen
  • argumenten gebaseerd op feiten
  • tegenargument + weerlegging 
  • signaalwoorden omopbouw duidelijk te maken

Slide 19 - Diapositive

opbouw betoog

  • inleiding: aandacht trekken + standpunt geven
  • middenstuk: -argumenten (per argument 1 alinea -> geef                                        feiten die het argument ondersteunen)                                           -tegenargument + weerlegging
  • slot: herhaling standpunt in andere woorden (+ uitsmijter)

Slide 20 - Diapositive

werkwijze
  • alleen of in tweetallen
  • onderwerp kiezen + informatie zoeken
  • bouwplan schrijven en laten controleren 
  • tekst schrijven (individueel)
  • teksten samenvoegen
  • feedbackronde 
  • tekst herschrijven

Slide 21 - Diapositive

Wat lever je in?
  • bouwplan 
  • individuele onderdelen
  • eerste tekst 
  • ontvangen feedback
  • aangepaste tekst
  
Tweetal? 
Je levert samen één document aan dat al deze stukken bevat.

Slide 22 - Diapositive

stellingen
Je kiest één van deze stellingen/standpunten en gaat je publiek (de lezer) hiervan overtuigen:
  • Er moet een extra belasting komen op fastfood.
  • Alcoholproducten moeten twee keer zo duur worden.
  • Nederland moet uit de EU stappen.
  • Nederland moet meer gebruik maken van kernenergie.
  • Vuurwerk moet legaal blijven.
  • Alcoholreclames op tv moeten worden verboden.


Slide 23 - Diapositive

stellingen (2)
  • Softdrugs moeten verkrijgbaar worden bij de apotheek.
  • Nederland moet de doodstraf herinvoeren.
  • Gewelddadige videogames moeten worden afgeschaft.
  • Iedereen moet verplicht orgaandonor worden.
  • Elke scholier moet een bijbaan hebben.
  • Het openbaar vervoer moet gratis worden.
  • 's Nachts moeten lantaarnpalen worden uitgezet.


Slide 24 - Diapositive

En nu?
  1. Kies een stelling 
  2. Zoek informatie over jouw onderwerp

Let op:
Onderaan je betoog zet je een bronnenlijst (op alfabet) met de sites waar je jouw informatie vandaan hebt.

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

kenmerken goed betoog

Slide 27 - Carte mentale

aan de slag
  • twee- of drietallen
  • onderwerp kiezen + informatie zoeken
  • bouwplan schrijven en laten controleren (!)
  • tekst schrijven (individueel)
  • tekst samenvoegen
  • feedbackronde
  • tekst herschrijven

Slide 28 - Diapositive

doel
Ik kan een betoog schrijven met inleiding, middenstuk en slot.

Slide 29 - Diapositive

Wat heb jij nog nodig om een goed betoog te kunnen schrijven?

Slide 30 - Question ouverte