Hoofdstuk 5 par. 2 Weerstand deel 2

Hoofdstuk 5
Schakelingen
Weerstanden
1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 5
Schakelingen
Weerstanden

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen 
  • Je kunt uitleggen hoe je de weerstand van een draad bepaalt.
  • Je kunt berekeningen maken met het verband tussen weerstand, spanning en stroomsterkte.
  • Je kunt uitleggen wanneer voor een component de wet van Ohm geldt.
  • Je kunt de verandering van de weerstand van een NTC bij veranderende temperatuur benoemen.
  • Je kunt de verandering van de weerstand van een LDR bij veranderende lichtsterkte benoemen.
  • Je kunt de weerstand van een draad berekenen. (plusstof)

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Lien

Is het een serieschakeling
of een parallelschakeling?
A
Serie
B
Parallel

Slide 4 - Quiz

Welke uitspraak over serieschakelingen is waar?
In een serieschakeling:
A
branden alle lampjes of zijn alle lampjes uit.
B
is de stroomsterkte niet overal even groot.
C
komen overal vertakkingen voor.
D
kun je elk lampje afzonderlijk aan of uit doen.

Slide 5 - Quiz

In een serieschakeling is...
A
de spanning overal gelijk
B
de spanning gelijk verdeeld
C
de stroomsterkte verdeeld
D
de stroomsterkte overal gelijk

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Vidéo

In het figuur is een practicum met twee weerstanden.
Hoe zijn de weerstanden geschakeld?
A
serie
B
parallel
C
zowel serie als parallel
D
kan geen uitspraak over gedaan worden

Slide 8 - Quiz

Wat is de functie van een weerstand
A
Zorgt dat de elektrische stroom moeilijker wordt doorgelaten
B
Zorgt dat de elektrische stroom makkelijker wordt doorgelaten
C
Zorgt dat de spanning moeilijker wordt doorgelaten
D
Zorgt dat de spanning makkelijker wordt doorgelaten

Slide 9 - Quiz

Weerstand
Om te voorkomen dat er teveel stroomsterkte door een lamp of apparaat gaat wordt​ een weerstand voor de lamp of apparaat geplaatst.​
Een weerstand schakel je in serie met de lamp of het apparaat.​


Slide 10 - Diapositive

Weerstand
Weerstand is een elektronisch onderdeel dat er voor zorgt dat er minder stroom gaat lopen. Bijvoorbeeld omdat led-lampjes maar tegen een geringe hoeveelheid stroom kunnen. ​


Er zijn ook weerstanden die kunnen variëren hoeveel stroom ze doorlaten. Voorbeelden de potentiometers (die bijv. gebruikt worden als volumeknop) en lichtgevoelige weerstanden (die gebruikt worden bij de automatische nachtverlichting).​

Slide 11 - Diapositive

U = 3,0 V        I = 6,0 mA
U = 6,0 V       I = 12,0 mA
x 2
x 2
Wet van Ohm
De spanning over de draad
en de stroomsterkte door de draad zijn recht evenredig.

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Verband tussen spanning en stroom bij een weerstand.

Slide 14 - Diapositive

Verband tussen spanning en stroom bij een lampje.

Slide 15 - Diapositive

De wet van Ohm
R=IU
weerstand=stroomsterktespanning
R weerstand in Ohm (    )
U spanning in Volt (V)
I stroomsterkte in Ampère (A)
Ω
Als de temperatuur geen rol speelt:
Een recht evenredig verband tussen spanning en stroom

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

De stroomsterkte in de schakeling is 7 A. De spanning is 9 V. Bereken de weerstand van het lampje.​

Slide 18 - Question ouverte

Paragraaf 5.2
Weerstand deel 2
LDR en NTC

Slide 19 - Diapositive

Automatische schakelingen.
INPUT-VERWERKING-OUTPUT
Je houdt je hand bij de kraan.
Een sensor 'voelt' dat.

Slide 20 - Diapositive

Automatische schakelingen.
INPUT-VERWERKING-OUTPUT
De sensor stuurt een signaal
naar een schakelaar.

Slide 21 - Diapositive

Automatische schakelingen.
INPUT-VERWERKING-OUTPUT
Het water stroomt uit 
de kraan.

Slide 22 - Diapositive

SENSOREN
lichtsensor
temperatuursensor

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

LDR
LIGHT-DEPENDENT-RESISTOR
LICHTSENSOR

weinig licht -> hoge weerstand (R) -> weinig stroom (I)

veel licht -> kleine weerstand (R) -> veel stroom (I)

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Automatische
schakelingen met een LDR?

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

NTC
Negatieve Temperatuur Coëfficiënt
TEMPERATUURSENSOR
(temperatuurgevoelige weerstand)

Hoge temperatuur -> lage weerstand -> veel stroom

Lage temperatuur -> hoge weerstand -> weinig stroom

Slide 30 - Diapositive

Automatische schakelingen 
met een NTC??

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Stroom begrenzen
Als er stroom loopt door de NTC, wordt de NTC warmer. Daardoor wordt de meting minder nauwkeurig. 
Oplossing: een gewoon weerstandje in serie met de NTC.

Slide 33 - Diapositive

Waarop reageert een LDR
A
op licht, hoe meer licht hoe lager de weerstand
B
op licht, hoe minder licht hoe lager de weerstand
C
op temperatuur, bij een hogere temperatuur is de weerstand lager
D
op temperatuur, bij een lagere temperatuur is de weerstand hoger

Slide 34 - Quiz

Waarop reageert een NTC
A
op licht, hoe meer licht des te lager is de weerstand
B
op licht, hoe minder licht des te lager is de weerstand
C
op temperatuur, hoe hoger de temperatuur hoe lager de weerstand
D
op temperatuur, hoe lager de temperatuur hoe hoger de weerstand

Slide 35 - Quiz

Wat betekent NTC
A
Niet te concentreren
B
Nader te communiceren
C
Negatief te communiceren
D
Negatieve Temperatuur Coëfficiënt

Slide 36 - Quiz

Wat betekent LDR
A
Licht Door Resistent
B
Light Dependant Resistor
C
Ligt Daar te Rusten
D
Langs De Regenboog

Slide 37 - Quiz

Als er licht schijnt op een LDR wat gebeurt er dan
A
Niets
B
De weerstand wordt groter
C
De weerstand wordt kleiner

Slide 38 - Quiz

Als de temperatuur toeneemt bij een LDR wat gebeurt er dan
A
Niets
B
De weerstand wordt groter
C
De weerstand wordt kleiner

Slide 39 - Quiz

Als de temperatuur toeneemt bij een NTC wat gebeurt er dan?
A
Niets
B
De weerstand wordt groter
C
De weerstand wordt kleiner

Slide 40 - Quiz

Als er licht schijnt op een NTC wat gebeurt er dan
A
Niets
B
De weerstand wordt groter
C
De weerstand wordt kleiner

Slide 41 - Quiz

OPDRACHT
Maak de opdracht bij leerdoel 1 van schakelingen af.
Lees dan par. 5.2  goed door.
Kijk eventueel naar de extra uitleg in de volgende video.
Maak de vragen van par. 5.2.

Slide 42 - Diapositive

Slide 43 - Vidéo

Slide 44 - Diapositive