Grammatica V2H - les 3 - NWG

Grammatica: ontleden zinsdelen
Vandaag:
Werkwoordelijk gezegde (WG ) of Naamwoordelijk gezegde (NG)
H2 en H3
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Grammatica: ontleden zinsdelen
Vandaag:
Werkwoordelijk gezegde (WG ) of Naamwoordelijk gezegde (NG)
H2 en H3

Slide 1 - Diapositive

WG
- alle werkwoorden in de zin
- het woordje TE / AAN HET
- scheidbaar samengesteld werkwoord 
voorbeeld:
1. Het jongetje wil graag leren fietsen.
2. Hij staat daar te fluiten.
3. Zij is aan het zingen. 
4. Na de boodschappen tel ik altijd de bedragen van de bon op.

Slide 2 - Diapositive

Kiezen tussen WG/ NG

Slide 3 - Diapositive

WG of NG?
WG = DOET iets:
 - alle werkwoorden in de zin.

NG = werkwoordelijk deel + naamwoordelijk deel:
-  WD = alle werkwoorden in die zin
-  ND = het zinsdeel dat iets over het onderwerp zegt.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

WG of NG?
Tom Dumoulin is sportman van het jaar geworden.
A
WG
B
NG

Slide 6 - Quiz

WG of NG
De uitreiking van die titel was live op televisie te zien.
A
WG
B
NG

Slide 7 - Quiz

WG of NG ?
Dumoulin werd verkozen boven Verstappen en Kramer.
A
WG
B
NG

Slide 8 - Quiz

WG of NG?
Sven Kramer is al jaren de beste schaatser ter wereld.
A
WG
B
NG

Slide 9 - Quiz

Noteer het hele gezegde uit de volgende zin.
De uitreiking van die titel was live op televisie te zien.

Slide 10 - Question ouverte

Noteer het hele gezegde uit de volgende zin.
Sven Kramer is al jaren de beste schaatser.

Slide 11 - Question ouverte

Waar of niet waar?
Een naamwoordelijk gezegde bestaat alleen uit alle werkwoorden.

Slide 12 - Question ouverte

waar of niet waar?
In een zin met een naamwoordelijk gezegde staat nooit een lijdend voorwerp

Slide 13 - Question ouverte

Waar of niet waar?
Het werkwoordelijk gezegde bevat altijd een koppelwerkwoord.

Slide 14 - Question ouverte

Is er in deze zin een WG of een NG?
Mijn kleine broertje is absoluut de grappigste peuter op aarde!

Slide 15 - Question ouverte

Is er in deze zin een WG of een NG?
De cijfers voor het proefwerk zullen wel meevallen.

Slide 16 - Question ouverte

Is er in deze zin een WG of een NG?
Vier van de zes soorten mensapen worden met uitsterven bedreigd.

Slide 17 - Question ouverte

Is er in deze zin een WG of een NG?
De verdachte man heeft gisteren een steen door de ruit gegooid.

Slide 18 - Question ouverte

Ontleden in de juiste volgorde

Pv = persoonsvorm
Zd = zinsdelen
ow = onderwerp
WG /NG = werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde
lv = lijdend voorwerp
mv = meewerkend voorwerp
bwb = bijwoordelijke bepaling

Slide 19 - Diapositive

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 20 - Question ouverte

Hoe verdeel ik de zin in zinsdelen?

Slide 21 - Question ouverte

Neem de zin over en zet zinsdeelstrepen in de volgende zin.
Op de snelweg wordt onze auto met gemak door iedereen ingehaald.

Slide 22 - Question ouverte

Hoe vind je het onderwerp?
Welke vraag stel je jezelf?

Slide 23 - Question ouverte

Waar of niet waar?
Het werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp doet.

Slide 24 - Question ouverte

Waar of niet waar?
Een naamwoordelijk gezegde zegt wat iemand is of wordt.

Slide 25 - Question ouverte

Stappenplan NG
1. Stel vast of er een KWW in de zin staat
2. Stel vast of er een naamwoordelijk deel in de zin staat (znw/bnw). 
3. Zo ja, zegt dat ND iets over het O? Stel de vraag:
    Hoe, wie of wat  +PV + OW + alle andere werkwoorden? Het antwoord is 
    het naamwoordelijk deel.
4. Noteer het naamwoordelijk gezegde: PV + naamwoordelijk 
     deel + alle andere werkwoorden

Slide 26 - Diapositive

Let op!
- Als er een naamwoordelijk gezegde in de zin staat, zit er geen 
   lijdend voorwerp in de zin. Een lijdend voorwerp komt alleen 
   voor samen met een werkwoordelijk gezegde!
- Een lijdend voorwerp kan nooit met een voorzetsel beginnen.

Slide 27 - Diapositive

Hoe vind ik het lijdend voorwerp in een zin met een werkwoordelijk gezegde?

Slide 28 - Question ouverte

Hoe vind ik het meewerkend voorwerp?
Welke vraag stel je?

Slide 29 - Question ouverte

Ontleed de zin: PV, ZD, OW, WG/NG, LV, MV
Daniëlle mag deze bos bloemen overhandigen aan de koningin.

Slide 30 - Question ouverte

Bijwoordelijke bepaling (BWB)
- Geeft antwoord op vragen als: Hoe? Hoelang? Hoever? Waar? Waardoor? Waarheen? Waarom? Waarover Waarvandaan? Wanneer?
- Ook alle rest zinsdelen noem je bijwoordelijke bepalingen.
   Zoals: niet, wel, zeker, absoluut, eigenlijk, allicht, natuurlijk, 
   misschien, vermoedelijk, waarschijnlijk...

Slide 31 - Diapositive


Ontleed de zin: PV, ZD, OW, WG/NG, LV, MV, BWB
Mijn lieve buurvrouw is vroeger een uitstekende zangeres geweest.

Slide 32 - Question ouverte

Ontleed de zin: PV, ZD, OW, WG/NG, LV, MV, BWB
Waarom hebben jullie hem niet het goede nieuws verteld?

Slide 33 - Question ouverte

Ontleed de zin: PV, ZD, OW, WG/NG, LV, MV, BWB

Voor veel leerlingen heeft de busreis lang genoeg geduurd.

Slide 34 - Question ouverte

Wat heb je geleerd? 
- Je kent nu alle zinsdelen.
- Je kunt nu alle zinsdelen vinden.
- Je kunt nu een zin ontleden volgens de vaste volgorde.

Slide 35 - Diapositive

Een voorbeeldzin:

/De bekende regisseur van deze thriller /heeft /tot mijn grote verrassing/ al eerder /twee heel mooie films/ gemaakt./

De onderstreepte woorden zijn bijvoeglijke bepalingen bij de kernwoorden.

Slide 36 - Diapositive

Let op!
Lidwoorden (De), voornaamwoorden (deze, mijn) en telwoorden (twee) zijn opzichzelfstaande geen bijvoeglijke bepaling.

Slide 37 - Diapositive