Opstart thema bellen en mailen

• NT2
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

DISK Thema 3

Bellen en mailen

Bellen met de telefoon. 

Met wie bel jij?

Waar gebruik jij je telefoon het meest voor?

1. bellen
2. whatsapp
3. social media
4. gamen

Mailen met de computer. 

Stuur jij weleens een mail?

1. Nee nooit.
2. Ja soms
3. Ja vaak

Bellen 

Mailen

Hallo,met Adnan

Beste Adnan,

Ja?

Groetjes, 

Doei

Raya

Mijn naam is Raya.

Beste mevrouw Maril,

Met vriendelijke groet,

Ik heb morgenochtend een afspraak bij de dokter. Daarom kom ik een beetje later

Kijk naar het filmpje

De jongen belt het meisje.

1. waar
2. niet waar

De jongen is blij, want het meisje belt hem op.

1. waar
2. niet waar

De jongen en het meisje vinden elkaar aardig.

1. waar
2. niet waar

Nieuwe woorden

's ochtends

• in de ochtend
• van 07.00 - 12.00  uur
• zin: Ik drink 's ochtends altijd koffie.
• zin: 's Ochtends om half 9 begint de school. 

's middags

• in de middag
• van 12:00-18:00 uur
• zin: De leerlingen zijn            's middags vrij. 
  

's avonds

• in de avond
• van 18.00 - 0.00 uur
• zin: Ik drink 's avonds altijd melk.
• zin: 's Avonds is het donker. 

's nachts

• in de nacht
• van 0.00 - 07.00 uur
• zin: Ik droom 's nachts. 

Ik ga ................. niet naar school.

1. 's mogens
2. 's morgens
3. 's avonds
4. 's avons

de afspraak

• dat wat je afspreekt
• waar - wanneer - waarom
• de afspraak - de afspraken
• zin: Ik heb een afspraak bij de dokter.
• zin: Morgen gaat de afspraak niet door. 

Welke is goed?

1. De afspraak
2. Het afspraak

bellen

• contact hebben met iemand met een telefoon
• werkwoord 
• ik bel - wij bellen
• zin: Ik bel met mijn broer.
• zin: Ik ga de dokter bellen.

1. Hij belt.
2. Hij loopt.
3. Hij schrijft.
4. Zij belt.

persoonlijk

iets wat bij een persoon hoort

Mijn persoonlijke mening is dat iedereen gelijk is.

eindigen

stoppen / niet verder gaan

De weg eindigt bij de zee.                                                                               

                                                            Om 14.50 uur eindigt de schooldag.

verzetten

veranderen / naar een andere tijd verplaatsen

Ik wil graag mijn afspraak verzetten, want ik kan vandaag niet.

Welke zin is goed?

1. Ik verzett de afspraak.
2. Ik verzetten de afspraak.
3. Ik verzet het afspraak.
4. Ik verzet de afspraak.

vaak

vele keren / op veel momenten

Ik ga vaak naar school. 

Ik ga heel vaak op vakantie. Wel zes keer per jaar.

Welke zin is goed?

1. Ik eet vaak pizza.
2. Ik pizza eet vaak.
3. Ik vaak eet pizza.
4. Pizza ik eet vaak.

            de toestemming                  

iets mogen

De jongen kreeg toestemming van de docent om naar het toilet te gaan.

      Je hebt geen toestemming

om hier foto's te maken.

doorgeven

laten weten / vertellen

Ik wil even doorgeven dat ik morgen iets later op school ben.

Ik zal jou doorgeven wanneer ik ga verhuizen.

zomaar

zonder reden

Ik heb geen nieuws. Ik bel je zomaar even op.

gedurende

in die tijd / tijdens

                               Gedurende de hele wedstrijd heeft het geregend.

Gedurende de les mag je je telefoon                                                           

               niet gebruiken.                             

de stilte

een moment dat je niets hoort

Aan het begin van de toets vroeg de docent om stilte.

Waar zie je stilte?

1. 
2. 
3. 
4. 

Schrijfopdracht 

1. Maak op papier 10 zinnen met woordjes. 

2. De juf controleert de zinnen. 

3. Typ de zinnen in Google Classroom.