3.1 + 3.2 Energie uit brandstoffen + windenergie

3.1

Energie uit brandstoffen
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon

3.1

Energie uit brandstoffen

Slide 1 - Diapositive

Wat is geen voorbeeld van een fossiele brandstof?
A
aardgas
B
aardolie
C
zonne-energie
D
steenkool

Slide 2 - Quiz

De drie belangrijkste toepassingen van brandstoffen:

  1. Verwarming van gebouwen
  2. Wegvervoer en vliegverkeer
  3. Opwekking van elektriciteit


Slide 3 - Diapositive

Waarom staat een elektriciteitscentrale vaak in de buurt van een rivier?
A
vanwege de mooie omgeving
B
om voldoende koelwater te hebben
C
om het warme water te kunnen lozen
D
omdat daar genoeg plaats is

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Vidéo

ENERGIESTROOMDIAGRAM

Slide 6 - Diapositive

Energiestroomdiagram:
Aan de linkerkant staat de energiesoort die er in gaat, aan de rechterkant de energiesoorten die eruit komen.
Chemische energie
100 %
Elektrische energie 40%
Afvalwarmte 60%

Slide 7 - Diapositive

Voorvoegsels bij eenheden: vaardigheid 10 (blz. 179)

Slide 8 - Diapositive

Voorvoegsels
h = hecto = 102 = 100
k = kilo = 103 = 1.000
M = mega = 106 = 1.000.000
G = giga = 109 = 1.000.000.000

Slide 9 - Diapositive

1, 5 kJ = .... J

Slide 10 - Question ouverte

Neem over en reken uit:

3,2 kJ = .... J
0,6 MJ = ......J
4500 J = .....kJ
63.000.000 J = ....MJ
1 GJ = ..... MJ

Slide 11 - Diapositive

Fossiele brandstoffen

Slide 12 - Carte mentale

Welke is geen fossiele brandstof
A
Aardolie
B
Aardgas
C
Kernenergie
D
Steenkool

Slide 13 - Quiz

wat is de eenheid van energie
A
Newton
B
Watt
C
Joule
D
Kelvin

Slide 14 - Quiz

1 MJ = .......... J
A
1 000 000 J
B
1 000 000 000 J
C
1 000 J
D
10 J

Slide 15 - Quiz

wat is de eenheid van energie
A
Newton
B
Watt
C
Joule
D
Kelvin

Slide 16 - Quiz

Vul het ontbrekende woord in:
In een dynamo wordt .......... energie omgezet in elektrische energie!
A
chemische
B
bewegings
C
elektrische

Slide 17 - Quiz

Chemische energie is fossiele energie, maar wat is geen fossiele energie in dit rijtje?
A
Aardgas
B
Biogas
C
Aardolie
D
Steenkool

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Diapositive

3.2 Windenergie

Slide 20 - Diapositive

Bewegings-energie
Door een beweging krijgen voorwerpen energie. Die energie noem je bewegingsenergie

De hoeveelheid bewegingsenergie hangt af van:
  • massa van het voorwerp
  • snelheid van het voorwerp

(hoe groter de massa/snelheid, hoe groter de bewegingsenergie)

Slide 21 - Diapositive

Wind

Wind is niets anders dan bewegende lucht. 
Lucht bevat daarom bewegingsenergie

Slide 22 - Diapositive

Bewegingsenergie
Elektrische energie

Slide 23 - Diapositive

De windturbine
Energie-omzetting in een windmolen:

Windenergie -> bewegingsenergie -> elektrische energie

Slide 24 - Diapositive

Werking van de windturbine

Slide 25 - Diapositive

Elektriciteit uit wind
  1. De wind (windenergie) draait de bladen (wieken) van de windmolen

  2. De windmolen bevat tandwielen die de omwentelingen per seconde vergroot

  3. Hierdoor wordt een generator gedrijft en wekt elektrische energie op

  4. Een transformator verhoogt de spanning van de elektrische energie 

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Vidéo

Slide 28 - Vidéo

Waar let je op als je naar energie kijkt?
  1. Kosten
  2. Raakt het op? 
  3. Is het altijd beschikbaar?
  4. Milieu

Slide 29 - Diapositive

Voordelen
Nadelen
  • Raakt niet op 
  • Geen schadelijke afvalstoffen
  • Duur(der) dan fossiele brandstoffen
  • Af en toe beschikbaar
  • Horizonvervuiling
  • Geluidshinder

Slide 30 - Diapositive

Welke twee grootheden zorgen voor de grootte van de bewegingsenergie?
A
Snelheid en afstand
B
Snelheid en massa
C
Afstand en massa
D
Verbrandingswaarde en snelheid

Slide 31 - Quiz

Wat is een voordeel van windenergie boven de chemische energie van een verbranding.
A
Windenergie is goedkoper
B
Windenergie is altijd te gebruiken (ieder moment dat het nodig is).
C
Windenergie geeft meer energie
D
Windenergie is beter voor het milieu

Slide 32 - Quiz