Industie oefenen

4.2 Hoe ontstond de industrie?
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

4.2 Hoe ontstond de industrie?

Slide 1 - Diapositive


  • Weet je wat katoenplantages zijn?
  • Weet je wat de slavernij te maken had met de katoenplantages?
  • Weet je wat huisnijverheid  betekent?
  • Weet je welke energiebron werd voornamelijk ingezet tijdens de huisnijverheid?
  • Weet je wat een stoommachine is?

Slide 2 - Diapositive

Terugblik: De vorige les heb je geleerd dat:



In de 19e eeuw handwerk werd vervangen door machines
  (Industriële revolutie).

- De bevolking snel groeide en dat de productie in de landbouw en
  industrie snel toenam.

- In de industriële samenleving de meesten mensen in steden woonden.
- In de kapitalistische samenleving winst maken het belangrijkst was.

Slide 3 - Diapositive

het thuis maken van goederen  door ambachtslieden of boeren.
iets wat energie geeft, bijvoorbeeld aardolie, steenkool, zon, wind en water.
apparaat dat wordt aangedreven  door hete damp van kokend water.
 iemand die werkt voor een baas.
persoon of bedrijf met een of meer  personen in dienst (baas).
plaats waar producten worden  verkocht.
strijd om zo veel mogelijk producten te verkopen en klanten te winnen
grote verandering waarbij veel mensen in fabrieken gaan werken; dit begon rond 1800 in Groot-Brittannië.
huisnijverheid 
energiebronnen 
werkgevers
stoommachine 
 Werknemers
 afzetmarkten
concurrentie
 industriële revolutie

Slide 4 - Question de remorquage

Aardolie, steenkool, zon, wind en water zijn voorbeelden van....
A
energiebronnen
B
fabrieken
C
automatisering
D
huisnijverheid

Slide 5 - Quiz

De plaats waar producten worden verkocht is de....
A
goederenmarkt
B
huisnijverheid
C
commerciële sector
D
afzetmarkt

Slide 6 - Quiz

Iemand die werkt voor een baas is een.....
A
agrariër
B
werknemer
C
dienstverlener
D
werkgever

Slide 7 - Quiz

De strijd om zoveel mogelijk producten te verkopen en klanten te winnen noem je.....
A
automatisering
B
concurrentie
C
industrie
D
energie

Slide 8 - Quiz

De grote verandering waarbij veel mensen in fabrieken gaan werken noem je......
A
industriesector
B
industriële revolutie
C
agrarische sector
D
industrie

Slide 9 - Quiz

Het thuis maken van goederen bestemd voor de verkoop door ambachtslieden of boeren is.....
A
industrie
B
concurrentie
C
fabrieksproductie
D
huisnijverheid

Slide 10 - Quiz

Een persoon of bedrijf met één of meer personen in dienst (baas) is een.....
A
werknemer
B
fabriek
C
industrie
D
werkgever

Slide 11 - Quiz

In de huisnijverheid gebruiken mensen de ..... van hun spierkracht om het weefgetouw en het spinnewiel in beweging te brengen. Welk woord ontbreekt hier?
A
energie
B
kracht
C
arbeid
D
werkgever

Slide 12 - Quiz

Veel boeren deden in de winter thuiswerk om wat extra te verdienen. Dit heet.....
A
concurrentie
B
industrie
C
Industriële recolutie
D
Huisnijverheid

Slide 13 - Quiz

Voor het aanvoeren van grondstoffen en het afvoeren van producten werden stoomschepen en treinen gebruikt. Waarheen werden de eindproducten vervoerd?
A
industriesectoren
B
werkgevers
C
afzetmarkten
D
werknemers

Slide 14 - Quiz

Veel mensen werden arbeider in fabrieken, veel mensen ging van het platteland naar de stad. Dit hoort bij de.....
A
Industriële revolutie
B
Automatisering
C
Industriesector
D
Huisnijverheid

Slide 15 - Quiz

De arbeiders in de huisnijverheid konden niet op tegen de fabrieken. Ze kregen steeds minder klanten. Ze verloren de.....
A
Concurrentieslag
B
industriesector
C
industriële revolutie
D
Energiebron

Slide 16 - Quiz

Watermolens gebruiken stromend water, molenaars en zeilers, gebruiken de wind. Water en wind zijn....
A
Energiebronnen
B
Industriële revolutie
C
Werkgevers
D
Stoommachines

Slide 17 - Quiz

Mannen, vrouwen en kinderen die in fabrieken machines bedienen zijn....
A
Agrariërs
B
Fabrieksdirecteuren
C
werknemers
D
werkgevers

Slide 18 - Quiz