Daevid: 1. Natuur en scheikunde doen

Hfdst 1 NaSk is overal
1 / 47
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 47 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Hfdst 1 NaSk is overal

Slide 1 - Diapositive

NaSk
De natuurkunde en de scheikunde bestuderen de niet-levende natuur.

Slide 2 - Diapositive

NaSk
Afkorting van Natuurkunde en Scheikunde


Natuurkunde = de wetenschap waarmee de natuur wordt verklaard
Scheikunde = de wetenschap van stoffen en materialen

Slide 3 - Diapositive

Experimenten
Door experimenten te doen leer je de natuur beter begrijpen. Dit kun je weer gebruiken om iets nieuws uit te vinden.

 

Slide 4 - Diapositive

1.2 Het practicumlokaal

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Natuurwetenschappen
Natuurkunde                Scheikunde                  Biologie

Slide 7 - Diapositive

Bij practicum moet je soms iets verwarmen. 
Daarvoor gebruik je een brander. 
De brander werkt op gas. Op de brander zit een gaskraan.
Met de gaskraan laat je meer of minder gas in de brander.
De vlam wordt dan groter of kleiner. Je kunt deze kraan ook helemaal dicht draaien.
Gaskraan:
Onderdeel van de brander waarmee je meer of minder gas in de brander kunt laten.
Luchtschijf:
Onderdeel van de brander waarmee je meer of minder lucht bij het gas kunt laten.
Schoorsteen:
Buis die boven op de luchtschijf van een brander staat en waarin lucht en gas gemengd worden.




Slide 8 - Diapositive

Hoe werk je met branders?
Werken met een brander: 
  • Gasregelschroef (a) -> Grotere vlam
  • Luchtring (c) -> Hetere vlam

Soorten vlammen: 
  • Gele vlam -> Pauze vlam
  • Blauwe vlam -> Voorzichtig verhitten
  • Ruisende vlam -> Sterk verhitten (niet op school)

Slide 9 - Diapositive

Met welke knop zet je de brander uit?
A
Gasknop
B
Luchtschijf
C
De uit-knop
D
Gele hoofdkraan

Slide 10 - Quiz

Is lang haar toegestaan tijdens een practicum met een brander?
A
Nee, dit mag niet
B
Tuurlijk mag dat!
C
Alleen als er een aantal speldjes in zitten
D
Ja, mits je een staart maakt

Slide 11 - Quiz

Welke vlam gebruik je bij het aansteken van de brander?
A
Gele vlam
B
Onzichtbare blauwe vlam
C
Ruisende blauwe vlam

Slide 12 - Quiz

Als je een brander aansteekt, moet de luchtschijf ................. zijn.
A
open
B
dicht

Slide 13 - Quiz

Bij gebruik van een brander heb ik altijd een labjas aan
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

Als je iets gaat verwarmen met de brander moet je de gele vlam gebruiken.
A
Goed, deze vlam kan je gebruiken.
B
Fout, deze vlam zorgt ervoor dat het glas zwart wordt.
C
Fout, deze vlam is te warm voor glas.
D
Goed, alleen de blauwe vlam is nog beter.

Slide 15 - Quiz

Wat voor vlam geeft deze brander? (Luchtschijf dicht)
A
geen vlam
B
gele vlam
C
kleurloze vlam
D
ruisende vlam

Slide 16 - Quiz

Wanneer je de brander niet gebruik om iets te verhitten staat deze op de
A
pauze vlam
B
gele vlam
C
blauwe vlam
D
veilige vlam

Slide 17 - Quiz

Welke kleur vlam kan een brander niet maken?
A
Kleurloos
B
geel
C
Oranje
D
Blauw

Slide 18 - Quiz

Een blauwe gasvlam van de brander is heter dan een gele gasvlam.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

Bij gebruik van een brander heb ik altijd een labjas aan
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

Wat voor vlam geeft deze brander?
A
geen vlam
B
gele vlam
C
kleurloze vlam
D
ruisende vlam

Slide 21 - Quiz

Veiligheid in het lokaal
  1. Veiligheidsvoorzieningen
  2. Veiligheidsregels 
  3. Veiligheidssymbolen 

Slide 22 - Diapositive

1. Veiligheidsvoorzieningen in het lokaal
labjas: katoenen jas om je kleren te beschermen.

veiligheidsbril: bril om je ogen te beschermen.

blusdeken: deken die je gebruikt om een kleine
brand te blussen of als de kleren van iemand 
branden.


Slide 23 - Diapositive

1. Veiligheidsvoorzieningen in het lokaal

brandblusser: gebruik je om een grotere brand te 
blussen.Niet bij personen gebruiken.

noodstop: knop die gas, water en stroom afsluit 
als je erop drukt.

Slide 24 - Diapositive

2. Veiligheidsregels
  • luister goed naar de docent
  • houd je aan de opdracht
Als je met vuur of gevaarlijke stoffen werkt:
  • draag een labjas en bril
  • draag lang haar in een staart 

En er zijn nog veeeeeeeeel meer regels 

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Vidéo

3. Veiligheidssymbolen

Slide 27 - Diapositive

Hoe gebruik je een brander?

Slide 28 - Diapositive

De brander (onderdelen)
  • Schoorsteen
  • Gasregelknop
  • Luchtring
  • Gasslang



Slide 29 - Diapositive

De gele vlam (pauzevlam)
  • De luchtring is dicht
  • Een gele vlam zie je goed
  • Je gebruikt de gele vlam als je pauzeert 
  • De gele vlam heet ook wel de pauzevlam
  • nadeel: wat je in de vlam houdt wordt zwart

Slide 30 - Diapositive

De stille blauwe vlam

  • De luchtring staat een beetje open
  • Een blauwe vlam gebruik je als je iets verwarmt. 

  • Nadeel: Je ziet hem slecht

Slide 31 - Diapositive

De ruisende blauwe vlam

  • De luchtring is helemaal open
  • De ruisende vlam is de heetste vlam
  • Er ontstaat altijd een kegeltje in de vlam


Slide 32 - Diapositive

1.3 Meten

Slide 33 - Diapositive

Wat zijn Grootheden?
Een Grootheid is iets wat je kunt meten.
Bijvoorbeeld een Afstand:

Slide 34 - Diapositive

Welke Grootheden ken je al?

Slide 35 - Carte mentale

Voorbeelden van Grootheden:

Slide 36 - Diapositive

Wat zijn eenheden?
Een eenheid is de mate waarin je een grootheid meet.
Een eenheid staat altijd achter het getal en hoort bij een bepaalde grootheid.

VB: De Afstand van Wijk bij Duurstede  naar Vianen is   28  Kilometer.
(hier is '' afstand de grootheid en  "kilometer"  de eenheid)

Slide 37 - Diapositive

Voorbeelden van eenheden:

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

Welke eenheden ken je al?

Slide 40 - Carte mentale

Symbolen
Om bij het maken van berekeningen niet telkens de namen van grootheden en eenheden volledig op te hoeven schrijven worden deze verkort genoteerd met symbolen.

Voorbeeld: In plaats van: De temperatuur is 21 graden Celcius
 
                                                                        T =  21  ̊ C

Slide 41 - Diapositive

Welke symbolen ken je?

Slide 42 - Carte mentale

Meetinstrumenten 

Slide 43 - Diapositive

Kracht is een
A
Grootheid
B
Eenheid

Slide 44 - Quiz

Snelheid is een
A
Grootheid
B
Eenheid

Slide 45 - Quiz

Meter is een
A
Grootheid
B
Eenheid

Slide 46 - Quiz

Grootheid
Eenheid
kilogram
T
Massa
centimeter
kubieke meter
Oppervlakte

Slide 47 - Question de remorquage