H3 LS U3 blok 1-4

Havo 3 LS  U3 blok 1-4
we gaan oefenen en herhalen

A Vocabulaire
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Havo 3 LS  U3 blok 1-4
we gaan oefenen en herhalen

A Vocabulaire

Slide 1 - Diapositive

Word-map in het Frans
We gaan eerste wat zelfstandignaamwoorden uit de woordenlijst nemen en daar werkwoorden bij zetten dei daar heel veel mee te maken hebben.
p.e. je jeu vidéo ---- jouer

Slide 2 - Diapositive

en ligne

Slide 3 - Carte mentale

un message

Slide 4 - Carte mentale

la vie

Slide 5 - Carte mentale

le sentiment

Slide 6 - Carte mentale

le prix

Slide 7 - Carte mentale

la question

Slide 8 - Carte mentale

Nu volgt een omschrijving of synoniem (FRANS)
welk woord uit de lijst wordt bedoeld?
p.e. la manière, comment faire = la façon

Slide 9 - Diapositive

les personnes

Slide 10 - Question ouverte

excusez-moi

Slide 11 - Question ouverte

fini!

Slide 12 - Question ouverte

difficile

Slide 13 - Question ouverte

encore

Slide 14 - Question ouverte

une histoire très privée

Slide 15 - Question ouverte

offrir

Slide 16 - Question ouverte

nu zelf andersom
marrant

Slide 17 - Carte mentale

quotidien

Slide 18 - Carte mentale

grave

Slide 19 - Carte mentale

nu het werkwoord écrire

Slide 20 - Diapositive

van welke tijd is dit een uitgang?

-ait
A
present
B
imparfait
C
passé composé
D
futur

Slide 21 - Quiz

en dit? - ont
A
présent
B
imparfait
C
passé composé
D
futur

Slide 22 - Quiz

wat betekent tu écris?
A
ik schrijf
B
jij schrijft
C
jij schreef
D
ik schreef

Slide 23 - Quiz

en vous écrirez
A
u schrijft
B
u schreef
C
jullie schreven
D
jullie zullen schrijven

Slide 24 - Quiz

en on a écrit?
A
wij hebben geschreven
B
wij zullen schrijven
C
men heeft geschreven
D
u heeft geschreven

Slide 25 - Quiz

nu andersom:
vertaal: zij schrijven
A
ils écrivent
B
elles ecriront
C
ils ecrirent
D
ils évrivaient

Slide 26 - Quiz

vertaal :
ik heb geschreven
A
je ai écrivé
B
je ai écris
C
j'ai écrivé
D
j'ai écrit

Slide 27 - Quiz

wat is het verschil tussen
1 nous écrivons
2 nous écrivions
A
1 is présent 2 is imparfait
B
1 is imparfait 2 is futur
C
1 is présent 2 is futur
D
1 is futur 2 impafait

Slide 28 - Quiz

vertaal u zult schrijven
A
vous écrivez
B
vous écrirez
C
vous écriviez
D
vous écririez

Slide 29 - Quiz