Uiteenzetting les 1: Uiteenzetting, Achtergrondartikel, Bouwplan

Nederlands
Schrijven: Uiteenzetting
Les 1
VWO 2
P1 2022-2023
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Nederlands
Schrijven: Uiteenzetting
Les 1
VWO 2
P1 2022-2023

Slide 1 - Diapositive

Vooruitblik
...je weet hoe periode 1 eruit ziet.
... heb je jouw voorkennis over schrijfvaardigheid uit lj 1 opgehaald.
...weet je in grote lijnen hoe de schrijfopdracht van leerjaar 2 er uitziet.
...weet je wat de verschillen zijn tussen een uiteenzetting en een betoog.

Slide 2 - Diapositive

Wat gaan we doen in periode 1?
Wat?                                                                         telt ...x mee  
Schrijven (uiteenzetting)                                     3x
Spelling (werkwoorden)                                       3x
Fictie (presentatie groepsboek)                       1x

Slide 3 - Diapositive

Wat weet je nog over schrijven in leerjaar 1?
Welke begrippen herinner jij je nog?

Slide 4 - Carte mentale

Slide 5 - Diapositive

Schrijven in leerjaar 2
In een uiteenzetting geeft de schrijver uitleg over een onderwerp. Hij legt bijvoorbeeld uit hoe iets in elkaar zit, hoe iets werkt of hoe iets gebruikt moet worden. De schrijver geeft nooit zijn mening in een uiteenzetting.

Tekstoort: uiteenzetting
Tekstdoel: Informeren

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Achtergrondartikel (uiteenzetting)
Bij een achtergrondartikel is de vraag niet: Wat is er gebeurd?
Maar: Hoe is het gebeurd? (Waarom? En wat zijn de gevolgen?)

Voorbeeld: Op Prinsjesdag wordt het financiële beleid van het kabinet voor het nieuwe jaar bekend gemaakt. (doel: informeren)

In een nieuwsartikel (doel:informeren) hierover wordt beschreven wat er met Prinsjesdag bekend is gemaakt.

In een achtergrondartikel (uiteenzetting, doel: informeren) hierover wordt beschreven hoe het kabinet tot deze keuzes is gekomen.


Slide 8 - Diapositive

Het schrijfdoel van een uiteenzetting is:
A
Informeren
B
activeren
C
Overtuigen
D
Amuseren

Slide 9 - Quiz

In een uiteenzetting komen nooit meningen van mensen voor:
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Een belangrijk kenmerk van de uiteenzetting is dat deze altijd .... is
A
Interessant
B
Objectief
C
Subjectief
D
Overtuigend

Slide 11 - Quiz

Uiteenzetting
Betoog
Tekstdoel = informeren
Tekstdoel = informeren
In de inleiding wordt de mening van de schrijver duidelijk.
De tekst is subjectief.
De tekst is objectief.
In de kern staat de mening van de schrijver, met argumenten
In de kern staan feiten met uitleg.
Tekststructuur =
standpunt-argument

Tekststructuren kunnen zijn:
vraag – antwoord
verschijnsel – verklaring
probleem-oplossing
vroeger – nu (-toekomst)


In de inleiding wordt het onderwerp genoemd.

Slide 12 - Question de remorquage

Uiteenzetting

  • Tekstdoel = informeren
  • Objectief
  • In de kern staan feiten met uitleg.
  • In de inleiding wordt het onderwerp genoemd.
  • Tekststructuren kunnen zijn:
    vraag – antwoord
    verschijnsel – bespreking
    vroeger – nu
    oorzaak – gevolg


Betoog

  • Tekstdoel = overtuigen
  • Subjectief
  • In de kern staat de mening van de schrijver, met argumenten
  • In de inleiding wordt de mening van de schrijver duidelijk.
  • Tekststructuur = standpunt-argument


Slide 13 - Diapositive

Informeren of overtuigen?

Op de volgende slides staan korte omschrijvingen van situaties. Hieruit kun je het tekstdoel afleiden.
Geef per omschrijving aan welk tekstdoel de schrijver gebruikt.

Slide 14 - Diapositive

Je leest een artikel in de schoolkrant van een medeleerling. Hij vindt dat het dragen van uniformen verplicht moeten worden op het ATC en geeft hier drie argumenten voor.
A
informeren
B
overtuigen

Slide 15 - Quiz

Je krijgt in je mail een bericht van MacDonald's met daarin een aanbieding voor twee McFlurry's voor de prijs van één
A
informeren
B
overtuigen

Slide 16 - Quiz

Je leest in de Quest een interessant artikel over hoe een vulkaanuitbarsting kan ontstaan.
A
informeren
B
overtuigen

Slide 17 - Quiz

Je vraagt aan een vriend of hij je kan uitleggen waarom je Fortnite niet meer kan downloaden in de appstore.
A
informeren
B
overtuigen

Slide 18 - Quiz

Je wil graag meer zakgeld. Je bereid je redenen voor je vraag goed voor en vraagt tijdens het avondeten aan je ouders om een verhoging.
A
informeren
B
overtuigen

Slide 19 - Quiz

Uiteenzetting of betoog?
Op de volgende slides staan korte omschrijvingen van de inhoud van een tekst. Hieruit kun je de tekstsoort afleiden.
Geef per omschrijving aan van welke tekstsoort de schrijver waarschijnlijk gebruik heeft gemaakt.

Slide 20 - Diapositive

In opdracht van een bierproducent ontwerpt een reclamebureau een paginagrote advertentie voor een studentenblad om hun nieuwe biermerk te promoten.
A
betoog
B
uiteenzetting

Slide 21 - Quiz

Een natuurkundige legt in een jongerenblad uit hoe een regenboog ontstaat.
A
betoog
B
uiteenzetting

Slide 22 - Quiz

Tijdens de kerstdagen heeft een Amsterdamse journalist een week meegereisd met een familie op ski-vakantie. Voor de krantenlezer geeft hij zijn indrukken van een weekje skiën weer in een beschrijving van die week.
A
betoog
B
uiteenzetting

Slide 23 - Quiz

Een bezoeker van een dierentuin in Amsterdam legt in een ingezonden brief uit waarom hij het belachelijk vindt dat de dieren niet door bezoekers mogen worden gevoerd.
A
betoog
B
uiteenzetting

Slide 24 - Quiz

De schrijver vertelt in tekst A over het bestaan en de ontwikkelingen van het ruimteprogramma van NASA.
A
betoog
B
uiteenzetting

Slide 25 - Quiz

De schrijver waarschuwt artsen en zegt in tekst C van mening te zijn dat nogal wat artsen helaas onvoldoende doorzien dat er grote beperkingen zijn in het zorgsysteem.
A
betoog
B
uiteenzetting

Slide 26 - Quiz

De schrijver wijst in tekst E op de verschillende mogelijkheden van alternatieve geneeswijzen.
A
betoog
B
uiteenzetting

Slide 27 - Quiz

Lesdoel behaald?
Ik weet wat de verschillen zijn tussen een uiteenzetting en een betoog.
A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quiz

Tot slot: Wat heb je deze les geleerd?

Slide 29 - Question ouverte

Einde van deze les
Klaar? dan ga je lezen in je boek.

Slide 30 - Diapositive