nieuwsbegrip 14/05/2019 niveau A

verwijswoorden
1 / 24
suivant
Slide 1: Carte mentale
ASVMiddelbare school

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

verwijswoorden

Slide 1 - Carte mentale

lees de tekst
Onderlijn moeilijke woorden.
Duidt in elk stukje 2 verwijswoorden aan.

Slide 2 - Diapositive

regel 2
Dat gebeurde in Antwerpen.
Waarnaar verwijst Dat? Wat gebeurde er in Antwerpen?
Vul in: In Antwerpen ...

Slide 3 - Question ouverte

regel 10
En daar werd zondag tegen geprotesteerd.
Waarnaar verwijst daar?
Vul in: Zondag werd geprotesteerd tegen ...

Slide 4 - Question ouverte

regel 17
Waarom zat hij niet in de cel? Wie wordt bedoeld met hij?
Vul in: Waarom zat ... niet in de cel?

Slide 5 - Question ouverte

regel 19
Ze deden een oproep via Facebook.
Wie worden bedoeld met ZE?
Vul in: ... deden een oproep via Facebook

Slide 6 - Question ouverte

daar bedoelen ze mee: laat meisjes en vrouwen met rust, laat ze veilig over straat kunnen lopen. Waarnaar verwijst DAAR?
Vul in: Met ... bedoelen ze: laat meisjes
en vrouwen met rust, laat ze veilig over straat kunnen lopen.

Slide 7 - Question ouverte

Daar bedoelen ze mee: laat meisjes en vrouwen met rust, laat ze veilig over straat kunnen lopen. Wie worden bedoeld met ze? Vul in: Daar bedoelen ze mee: laat meisjes en vrouwen met rust, laat ... veilig over straat kunnen lopen.

Slide 8 - Question ouverte

regel 28
Dat ligt aan de Scheldekaaien.
Wat wordt bedoeld met Dat?
Vul in: ... ligt aan de Scheldekaaien.

Slide 9 - Question ouverte

regel 35
Ze kreeg veel applaus.
Wie wordt bedoeld Ze?
Vul in: ...kreeg veel applaus.

Slide 10 - Question ouverte

In de tekst staan veel bijvoeglijke naamwoorden. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets
over het zelfstandig naamwoord waar het voor staat. Bijvoorbeeld: een stille mars. 
Het woordje ‘stille’ zegt iets over wat voor mars het was. Via bijvoeglijk
naamwoorden krijg je als lezer dus meer informatie. 
Hieronder zie je een aantal zelfstandig naamwoorden. Kijk in de tekst welk bijvoeglijk
naamwoord erbij hoort en vul dat in.

Slide 11 - Diapositive

een voorbeeld:
de    stille    mars

Slide 12 - Diapositive

een ... land

Slide 13 - Question ouverte

een ... mars

Slide 14 - Question ouverte

drie ... vrouwen

Slide 15 - Question ouverte

een ... boodschap

Slide 16 - Question ouverte

een ... bloem

Slide 17 - Question ouverte

een ... toespraak

Slide 18 - Question ouverte

In regel 13 staat: Wat was de aanleiding voor de mars?
Wat betekent de aanleiding?
A
de bedenker van een plan waarmee iedereen het eens is
B
de gebeurtenis waardoor andere dingen gaan gebeuren
C
de plaats waar vroeger iets belangrijks is gebeurd

Slide 19 - Quiz

In regel 19 staat: Voor drie jonge vrouwen was de maat vol.
Wat betekent de uitdrukking de maat is vol?
A
Er zijn heel veel mensen.
B
Het is genoeg geweest.
C
Het probleem is opgelost.

Slide 20 - Quiz

Lees regel 32-33: De organisatoren riepen op tegen geweld tegen meisjes en vrouwen. Welke drie dingen moeten er gebeuren, vinden ze?

Slide 21 - Question ouverte

Slide 22 - Lien

Hoeveel mensen namen deel aan de stille mars?
A
10000
B
15000
C
20000
D
25000

Slide 23 - Quiz

Waar vertrok de mars?
A
Antwerpen centraal
B
Brussel Zuid
C
Brussel centraal
D
Antwerpen Zuid

Slide 24 - Quiz