stijlfiguren woordenschat H1 V3 NN

Woordenschat H1
blz. 26
Stijlfiguren
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Woordenschat H1
blz. 26
Stijlfiguren

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel
Ik kan de stijlfiguren repetitio en enumeratio herkennen en begrijpen.

Slide 2 - Diapositive

Repetitio

Slide 3 - Diapositive

Repetitio
Hierbij wordt er gebruik gemaakt van een herhaling van woorden om datgene wat je zegt te onderstrepen.
Voorbeelden:
Uur na uur bleef het stil.
Tijdens het kamp was het macaroni en nog eens macaroni wat we kregen.

Slide 4 - Diapositive

0

Slide 5 - Vidéo

Enumeratio

Slide 6 - Diapositive

Enumeratio

Een enumeratio is een lange opsomming.

Voorbeeld:

 In de verte zag ik heuvels, bomen, bloemen, geiten en koeien.

Slide 7 - Diapositive

Drieslag (opsomming in drieën)

Slide 8 - Diapositive

Drieslag (opsomming in drieën)
De naam zegt het al: er worden drie dingen opgesomd. 
Voorbeeld:
Te land, ter zee en in de lucht.


Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Climax

Slide 11 - Diapositive

Climax
Dit is een opsomming die naar een hoogtepunt voert.
Voorbeeld:
Het team ging voor brons, hoopte toen op zilver, maar heeft goud gewonnen.

Slide 12 - Diapositive

Anticlimax

Slide 13 - Diapositive

Anticlimax

Bij een anticlimax neemt de kracht of de spanning juist af.


Het is schitterend, prachtig, mooi, eigenlijk best aardig.


Het begrip 'anticlimax' wordt ook wel gebruikt als het einde van een verhaal, roman of film nogal teleurstellend is.





Slide 14 - Diapositive

Je hebt mensen en mensen.

Dit is een:
A
Paradox
B
Anticlimax
C
Repititio
D
Enumeratio

Slide 15 - Quiz

Zij begon op het vmbo, ging naar havo, toen naar het hbo en zit nu op de universiteit.
A
Repititio
B
Opsomming in drieën
C
Enumeratio
D
Climax

Slide 16 - Quiz

Vergelijking

Bij een vergelijking vergelijk je twee
dingen (object en beeld) met elkaar.








Slide 17 - Diapositive

Voorbeelden van vergelijkingen

Hij (object) is zo rood als een kreeft (beeld) geworden door de zon.

Hij wordt vergeleken met een kreeft

Jouw kamer(object) lijkt wel een zwijnenstal (beeld).

Jouw kamer wordt vergeleken met een zwijnenstal.

Slide 18 - Diapositive

Metafoor

Een metafoor lijkt op een vergelijking,
alleen staat het object nu niet meer in de zin, maar alleen het beeld.


Slide 19 - Diapositive

Voorbeelden metafoor

Wat een zwijnenstal (beeld) is het hier.


Zwijnenstal is het beeld dat gebruikt wordt om aan te geven dat het een grote troep is.

Wat er precies een troep is, staat nu niet in de zin.





Dat
schaap(beeld) heeft zich laten beetnemen.



Dat
schaap staat voor een dom persoon. Wie het precies is, staat niet in de zin.



Slide 20 - Diapositive

Metonymia
Een metonymia is stijlfiguur waarbij in plaats van het bedoelde iets anders genoemd wordt, op grond van een bepaalde betrekking die tussen beide bestaat. Een metonymia is dat je bijvoorbeeld het voorwerp vervangt door de stof waarvan het gemaakt is.

Slide 21 - Diapositive

voorbeelden metonymia
Gisteren dronk hij een glaasje te veel.
Ghana speelde vanavond zijn laatste groepswedstrijd. (bedoeld is: het Ghanese team, voetbalelftal o.i.d.)
Heb je je tong verloren? (bedoeld is: je vermogen om te praten – ‘je tong te roeren’)


Slide 22 - Diapositive


Slide 23 - Question ouverte