familia tener

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

                          telefoon 

bereid je voor:

1. el chicle, la gorra, los auriculares, la mesa y la silla

2. heb je schrift (libreta) klaar

3. heb je laptop klaar, neem een laptop van receptie als je een laptop nodig hebt.

4. OBSERVATIE: herhaald afwijzende gedrag = AN Magister

aan het einde van deze les gaan wij feedback geven

¿Tienes un bolígrafo? 

sí/no tengo un bolígrafo

¿Tienes una libreta?

sí/no tengo una libreta

¿Tienes un laptop? 

sí/no tengo un laptop

Heb je een pen?

ja/ ik heb (g)een pen

Heb je een schirft?

ja/ ik heb (g)een schrift

Heb je een laptop?

ja/ ik heb (g)een laptop

Tema: la familia

leerdoelen:

- ik kan mijn familieleden noemen

VANDAAG DOEN WE...

1. ¿qué día es hoy?

2. números

3. ¿cuántos años tienes? 

• bekijk de video op volgende slide
• noteer zoveel mogelijk  nieuwe woorden

0

Hola, me llamo señorita Selva y soy de Barcelona.

Tengo 21 años. Mi cumpleaños es el ocho de mayo.  

Vivo en Amsterdam. 

Esta es mi familia: 

D

¿Cuál es mi hermana?

Mi familia = mijn familie

Tengo una hermana, no tengo hijos y tengo  un gato, que es un poquito mi hijo

• bekijk de video op volgende slide
• noteer zoveel mogelijk  nieuwe woorden

1 palabra, 2 preguntas: 

levanta la mano als de volgende uitspraken bij jou past: 

 

1. tienes hermanos/hermanas?

2. cuántos hermanos/hermanas tienes?

3. no tengo hermanos/hermanas/soy hijo/hija única

eenvoudige

versie

Contesta:

1. ¿Tienes hermanos/as? 

     sí, tengo una hermana - no tengo hermanos

2. ¿Cómo se llama tu hermano/a? (sin hermanos = tu madre)

     mi hermana se llama Irene

3. ¿Cuántos años tiene tu madre?

     tiene 60+ años

KLAR? OEFEN IN HET SPAANS: vraag je buur en schrijf de antwoorden!

vader

moeder

ouders

broer

zus

oom

tante

oma

opa 

neef

nicht

padre 

madre

padres

hermano

hermana 

tío

tía

abuela

abuelo 

primo

prima

TENER=HEBBEN

Voor onze eerste periodes, gebruiken we:

TENGO   - ik heb
TIENES   - jij hebt
TIENE      - hij/zij/u heeft

yo (ik)

tú (jij)

él/ella (hij/zij)

nosotros (wij)

vosotros (jullie)

ellos (zij +)

Lesdoelen

- vandaag ben je in staat van 31 tot 100 te tellen

- je maakt kennis met het werkwoord HEBBEN en kan over de leeftijd van iemand speculeren

programa:

• vídeo: la familia 
• tareas la familia
• fin de la clase
• fiesta: día de muertos

la madre

el hijo

el abuelo

la hermana

el primo

la tía

de tante

de moeder

de neef

de zus

de opa

de zoon

Lesdoelen

vandaag ben ik in staat van 21 tot 31 te tellen

- ik kan vragen en beantwoorden hoe oud je bent

- misschien herinner ik me aan een paar woorden over familie

Fin de la clase...

• ¿Preguntas?

• Wat ging goed?
  

• Wat ging er minder goed?
  

Volgende les?

¿Qué?

* Un día de mi vida

¿Preparar?

* Afmaken 3.4

Exit ticket

11, 12, 13, 14, 15, 16

17, 18, 19, 20 veinte, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29

30 treinta, 31

In deze les leer je: 

• Vraagwoorden in het Spaans te herkennen
• Een aantaal vraagwoorden van Nederlands naar Spaans te vertalen

Vraagwoorden

Kijk het filmpje op de volgende slide

1. Oefen: klik HIER om vraagwoorden te leren

2. TESTEN LIVE QUIZ! vertalen

3. OPTIONEEL:

MAAK: Opdracht 1

OPTIE 1

tel van 11 tot 20

OPTIE 2

geef de naam van 2 getallen:

25

66

71

21

99

43

PAUZE TICKET

pausa

PART 2 

1. remember w-vragen?

www.ver-taal.com

Schrijf de volgende getallen onder elkaar in het Spaans:

25, 14, 63, 57, 96

¿Te acuerdas los números hasta 100?