Wortschatz Examen

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

Welke functie heeft dit signaalwoord?

dagegen (daarentegen)

1. tegenstelling
2. opsomming
3. gevolg / conclusie
4. voorbeeld

Welke functie heeft dit signaalwoord?

außerdem (bovendien)

1. voorbeeld geven
2. vergelijken
3. extra informatie
4. opsomming

Welke functie heeft dit signaalwoord?

darum

1. conclusie
2. extra informatie
3. tegenstelling
4. voorbeeld geven

Welke functie heeft dit signaalwoord?

z.B.

1. versterking
2. voorbeeld geven
3. beperking
4. tegenstelling

Welke functie heeft dit signaalwoord?

dagegen

1. opsomming
2. voorbeeld geven
3. conclusie
4. tegenstelling

Welke functie heeft dit signaalwoord?

je...desto

1. tegenstelling
2. reden/ oorzaak
3. gevolg/ conclusie
4. uitbreiding/ opsomming

Wat betekent: also?
Mein Bruder ist achtzehn, also ist er jetzt erwachsen.

Wat betekent: da?
Jesse kommt nicht mit, da er keine Zeit hat.

Wat betekent: Deswegen?
Meine Oma wird 70. Deswegen gibt es eine Feier.

Wat betekent: geeignet sein?
Der Rucksack muss für die lange Reise geeignet sein.

Wat betekent: im Recht sein?
Warum willst du immer im Recht sein?

Wat betekent: kaum?
Unser Vater hat kaum Haare auf dem Kopf.

Wat betekent: trotzdem?
Mein Opa wohnt weit weg, trotzdem besuche ich ihn oft..

Wat betekent: Voraussetzung?
Was ist die Voraussetzung für ein glückliches Leben?

Wat betekent: weil?
Der Zug fährt nicht, weil der Strom ausgefallen ist.

Wat betekent: wenn?
Wenn der Bus nicht kommt, müssen wir laufen.

Wat betekent: ziemlich?
Ich kann ziemlich gut schwimmen.

Wat betekent: zum Beispiel?
Lucia ist zum Beispiel eine meiner besten Freundinnen.