spelling: hoofdletters, leestekens en verkleinwoorden

Nederlands
Hoofdletters, leestekens en verkleinwoorden
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Nederlands
Hoofdletters, leestekens en verkleinwoorden

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we vandaag doen?

  • Uitleg Spelling H1: hoofdletters en leestekens, verkleinwoorden
  • Opdrachten maken, blz 34/35

Slide 2 - Diapositive

Theorie
Hoofdletters en leestekens


Slide 3 - Diapositive

Wanneer gebruik je hoofdletters?

Slide 4 - Carte mentale

Wanneer gebruik je leestekens?

Slide 5 - Carte mentale

Hoofdletters
  • Begin van een zin
  • Namen (Let op! Mevrouw De Waard / Nienke de Waard)
  • Aardrijkskundige namen 

  • Geen hoofdletters bij dagen, maanden, seizoenen en windstreken

Slide 6 - Diapositive

Leestekens
  • Een zin eindig je met een punt, vraagteken of uitroepteken.

Een komma gebruik je:
  • Tussen twee persoonsvormen
  • voor verbindingswoorden
  • Geen komma voor en en of

Slide 7 - Diapositive

Snap je het?

Slide 8 - Diapositive

het amsterdamse waterlooplein en dierentuin artis liggen niet ver uit elkaar

Slide 9 - Question ouverte

mijn vriend cornald van der meer woont in de brabantse gemeente oisterwijk.

Slide 10 - Question ouverte

gaat lotte van der veen iedere lente naar de canarische eilanden

Slide 11 - Question ouverte

Verkleinwoorden
Plak achter het zelfstandig naamwoord
- je (plant + je = plantje)
- kje (ketting + kje = kettinkje
- pje (film + pje = filmpje

Slide 12 - Diapositive

- tje (kriebel + tje = kriebeltje
- etje (hebbeding + etje = hebbedingetje)

Slide 13 - Diapositive

Let op bij afkortingen en woorden op klinkers
sms wordt sms'je
foto wordt fotootje
hobby wordt hobby'tje
taxi wordt taxietje

Slide 14 - Diapositive

Verkleinwoord van bezem

Slide 15 - Question ouverte

verkleinwoord van baby

Slide 16 - Question ouverte

verkleinwoord van paraplu

Slide 17 - Question ouverte

Maak opdracht 1 en 2 blz. 34/35

Slide 18 - Diapositive