le verbe écrire

• Frans
• Voortgezet speciaal onderwijs

j'écris 

tu as écrit 

ils écrivaient 

elle écrira

présent 

imparfait 

futur 

passé composé 

écri

écrit 

écriv

écrir

stam présent 

stam imparfait 

stam futur 

voltooid deelwoord 

Wat betekent het werkwoord "écrire" in het Nederlands?

1. schrijven
2. tekenen
3. lezen
4. luisteren

Welke hulpwerkwoord gebruik je bij het werkwoord "écrire"

1. avoir
2. être

Wat zijn de uitgangen van de imparfait? (achter elkaar schrijven, zonder hoofdletters of leestekens)

Wat zijn de uitgangen van présent bij écrire (achter elkaar schrijven zonder hoofdletters of leestekens)

Wat zijn de uitgangen van futur (achter elkaar schrijven zonder hoofdletters of leestekens)

ik schrijf

1. j'écris
2. j'écrire
3. j'écrira
4. j'écrit

wij zullen schrijven

1. nous avons écrit
2. nous avons écris
3. nous écrirons
4. nous écrivrons

hij heeft geschreven

1. il a écris
2. il as écris
3. il as écrit
4. il a écrit

zij schreven

1. ils écrivent
2. ils écrivaient
3. ils écrivront
4. ils écriront

Ik zal schrijven

1. j'ai écrit
2. j'écris
3. j'écrirai
4. j'écrivais