woorden van hoofdstuk 1

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1

ken je de woorden en hun betekenis nog van hoofdstuk 1?

Oefen de woorden eerst in je groepje met het oefenblad!

Vouw het blad in de lengte dubbel zodat je de antwoorden niet kunt zien.

Nu kun je elkaar overhoren

Hoe heet een rand langs een tuin met bloemen en planten?

1. border
2. vaste planten
3. onkruid
4. vlonder

Hoet heten planten die je niet in de tuin wilt hebben?

1. eenjarigen
2. onkruid
3. vaste planten
4. struiken

Wat is wieden?

1. heel boos worden
2. takken korter maken
3. hetzelfde als snoeien
4. weghalen van onkruid

Hoe heet het korter maken van takken?

1. knippen
2. wieden
3. snoeien
4. schoffelen

Hoe noem je planten die maar 1 jaar groeien?

1. onkruid
2. eenjarigen
3. groeiers
4. doorbloeiers

Hoe noem je planten met veel stengels en bladeren, dicht bij de grond?

1. onkruid
2. eenjarigen
3. vaste planten
4. struiken

En plaats in de tuin waar je kunt zitten heet een

1. vlonder
2. terras
3. grasveld
4. zitje

wat is een vlonder?

1. onkruid
2. houten vloer in de tuin
3. gazon
4. een soort struik

Hoe noem je aarde die je goed in de tuin kunt gebruiken?

1. potgrond
2. waarde
3. tuinaarde
4. mest

Mest aan planten geven noem je ook wel:

1. vetmesten
2. bemesten
3. voeren
4. wieden

Een speciale schaar om de heg te snoeien heet een:

1. snoeimes
2. kapschaar
3. vlonder
4. heggenschaar

Een ander woord voor een grasveld is

1. voetbalveld
2. gazon
3. wieden
4. bemesten

Een bedrijf dat tuinen aanlegt en onderhoud heet een

1. hoveniersbedrijf
2. tuincentrum
3. kapsalon
4. verzorgbedrijf

Hoe heten planten die niet dood gaan?

1. doorbloeiers
2. eenjarigen
3. vaste planten
4. onkruid

Maak nu de toets!

Ben je eerder klaar?

Ga dan verder met je weektaak