H5 Gramm & Formuleren: Lijdende en bedrijvende vorm

Lezen
timer
10:00
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Lezen
timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

H5 Formuleren & Grammatica:


 Lijdende en bedrijvende vorm

Slide 2 - Diapositive

Wat gaan we doen?

  • Theorie behandelen van grammatica en formuleren H5:
bedrijvende en lijdende vorm.
  • Opdrachten maken en oefenen met de theorie.

Slide 3 - Diapositive

timer
1:00
Geef een voorbeeld van
een korte bedrijvende zin

Slide 4 - Carte mentale

timer
1:00
Geef een voorbeeld van
een korte lijdende zin

Slide 5 - Carte mentale

Wat denk je dan dat de bedrijvende vorm inhoudt?
A
iemand/iets doet iets in de zin
B
iemand/iets ondergaat iets in de zin
C
er zit geen LV in de zin
D
iemand heeft een bedrijf

Slide 6 - Quiz

Wat denk je dat een lijdende vorm inhoudt?
A
iemand die pijn heeft
B
een zin met een lijdend voorwerp
C
iemand/iets ondergaat iets in de zin.
D
iemand/iets doet iets in de zin.

Slide 7 - Quiz

Kijk naar de volgende zinnen

  1. De man koopt een computer.

  2. Een computer wordt door de man gekocht.

Slide 8 - Diapositive

Zin 1. De man koopt een computer
  • In deze zin is het onderwerp 'de man'
  • Het onderwerp doet iets; namelijk hij 'koopt een computer'
  • Zo'n zin noemen we een zin in de bedrijvende vorm.

  • In de bedrijvende vorm voert het onderwerp de handeling uit.

Slide 9 - Diapositive

Zin 2: Een computer wordt door de man gekocht.
  • In deze zin is het onderwerp 'de computer
  • Het onderwerp doet niet iets, maar er wordt iets met het onderwerp gedaan.
  • Zo'n zin noemen we een zin in de lijdende vorm.

  • In de lijdende vorm is het lijdend voorwerp het onderwerp geworden.

Slide 10 - Diapositive

Zin 1 staat dus in de bedrijvende vorm. 
In deze zin staat een werkwoordelijk gezegde (koopt), een onderwerp (de man) en een lijdend voorwerp (een computer).
Deze zin kun je in de lijdende vorm (zin 2) zetten door drie dingen te veranderen:
  • 1. Het lijdend voorwerp wordt onderwerp.
  • 2. Het onderwerp wordt een bijwoordelijke bepaling die begint met door.
  • 3. In het gezegde komt een vorm van het hulpwerkwoord worden of zijn te staan.

  • Zet achter de voornoemde 3 punten wat er verandert, kijkend naar de voorbeeldzinnen.

Slide 11 - Diapositive

  De man koopt een computer.
  • 1. Het lijdend voorwerp wordt onderwerp ('een computer')
  • 2. Het onderwerp wordt een bijwoordelijke bepaling die begint met door. ('door de man')
  • 3. In het gezegde komt een vorm van het hulpwerkwoord worden of zijn te staan. ('wordt gekocht')

  •  Resultaat: Een computer wordt door de man gekocht.




Slide 12 - Diapositive

In welke vorm staat de volgende zin?
De patiënt wordt door de arts onderzocht.
A
Bedrijvende vorm
B
Lijdende vorm

Slide 13 - Quiz

In welke vorm staat de volgende zin?
De arts onderzoekt de patiënt.
A
Bedrijvende vorm
B
Lijdende vorm

Slide 14 - Quiz

In welke tijd staat zin 1?
De patiënt wordt door de arts onderzocht.
A
onvoltooide tijd
B
voltooide tijd

Slide 15 - Quiz

Herschrijf de zin in de voltooide tijd :
De patiënt wordt door de arts onderzocht.

Slide 16 - Question ouverte

Let op:
  • Als een bedrijvende zin in de onvoltooide tijd staat, moet je in de lijdende zin het hulpwerkwoord worden gebruiken.
  • Als je een bedrijvende zin in de voltooide tijd omzet in een lijdende zin, moet je het hulpwerkwoord zijn gebruiken.

  • Als je zinnen omzet van de bedrijvende vorm naar de lijdende vorm of andersom moet de tijd van de zin hetzelfde blijven.

Slide 17 - Diapositive

Tijden
Onvoltooide tegenwoordige tijd: Pim schrijft een verhaal.

Onvoltooide verleden tijd: Pim schreef een verhaal.

Voltooide tegenwoordige tijd: Pim heeft een verhaal geschreven.

Voltooide verleden tijd: Pim had een verhaal geschreven.

Slide 18 - Diapositive

Is de opdracht nu goed nagekeken?
A
Bedrijvend
B
Lijdend

Slide 19 - Quiz

De buurman zet de vuilnisbak buiten.
A
Lijdend
B
Bedrijvend

Slide 20 - Quiz

Mijn dochter bakt een overheerlijke appeltaart.
A
Bedrijvend
B
Lijdend

Slide 21 - Quiz

Het oud papier wordt door mijn zoon naar de papierbak gebracht.
A
Lijdend
B
Bedrijvend

Slide 22 - Quiz

Aan het werk
  • - Grammatica H5: lijdende en bedrijvende vorm. 
Maken opdracht 1, 2 en 3

  • (- Formuleren H5: gebruik van lijdende vorm. 
Maken opdracht 1, 2 en 3)

Slide 23 - Diapositive