Naamvallennaamvallennaamvallen

1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Naamvallen
 wanneer gebruik je welke ?

Slide 2 - Diapositive

elke naamval z'n eigen basistaak

Slide 3 - Diapositive

de naamval die je gebruikt voor het lijdend voorwerp is de
A
nominativus
B
accusativus
C
dativus
D
genetivus

Slide 4 - Quiz

de naamval die je gebruikt voor het meewerkend voorwerp is de
A
ablativus
B
accusativus
C
dativus
D
nominativus

Slide 5 - Quiz

de naamval die je gebruikt voor het onderwerp is de
A
vocativus
B
dativus
C
accusativus
D
nominativus

Slide 6 - Quiz

de naamval die je gebruikt voor 'van.....' is de
A
dativus
B
accusativus
C
genetivus
D
nominativus

Slide 7 - Quiz

de naamval die je gebruikt voor 'met/door....' is de
A
genetivus
B
ablativus
C
nominativus
D
accusativus

Slide 8 - Quiz

waarvoor gebruik je de vocativus?
A
onderwerp
B
aanspreekvorm
C
meewerkend voorwerp
D
lijdend voorwerp

Slide 9 - Quiz

na een voorzetsel komt ook altijd een bepaalde naamval. Welke twee komen voor?
A
nominativus en dativus
B
genetivus en ablativus
C
accusativus en ablativus
D
accusativus en nominativus

Slide 10 - Quiz

nominativus
genetivus
dativus
accusativus
ablativus
lijdend voorwerp
'van'
meewerkend voorwerp
'met'
onderwerp
'door'
voorzetsel
voorzetsel

Slide 11 - Question de remorquage

in de volgende zinnen ontbreekt een woord. Welke naamval krijgt dat woord?

Slide 12 - Diapositive

Marcus pulsat ..................
A
nominativus
B
genetivus
C
dativus
D
accusativus

Slide 13 - Quiz

Quintus videt
............. et ..............
A
nominativus
B
dativus
C
accusativus
D
ablativus

Slide 14 - Quiz

Iulius .................. mala et pira dat
A
nominativus
B
dativus
C
accusativus
D
ablativus

Slide 15 - Quiz

Iulius .................. non audit
A
nominativus
B
dativus
C
accusativus
D
ablativus

Slide 16 - Quiz

Marcus, Quintus sunt filii Iuli...........
A
nominativus
B
genetivus
C
accusativus
D
ablativus

Slide 17 - Quiz

Iulius cum ............... Romam it
A
nominativus
B
genetivus
C
accusativus
D
ablativus

Slide 18 - Quiz

Ostium aperitur ab ...................
A
nominativus
B
genetivus
C
accusativus
D
ablativus

Slide 19 - Quiz

Iulius est dominus centum .......................
A
nominativus
B
genetivus
C
accusativus
D
ablativus

Slide 20 - Quiz

Aemili............. est femina Romana
A
nominativus
B
genetivus
C
accusativus
D
ablativus

Slide 21 - Quiz

Aemilia cum ................. in peristylo est
A
nominativus
B
genetivus
C
accusativus
D
ablativus

Slide 22 - Quiz

Iulius Marcum verberat bacul...........
A
nominativus
B
genetivus
C
accusativus
D
ablativus

Slide 23 - Quiz

Aemilia ...............
oscula dat
A
nominativus
B
genetivus
C
dativus
D
accusativus

Slide 24 - Quiz

hic saccus est
plenus .................
A
nominativus
B
genetivus
C
accusativus
D
ablativus

Slide 25 - Quiz

KLAAR!

Slide 26 - Diapositive