persoonlijk voornaamwoord en bezittelijk voornaamwoord

Persoonlijk voornaamwoord 
Bezittelijk voornaamwoord 

1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 14 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Persoonlijk voornaamwoord 
Bezittelijk voornaamwoord 

Slide 1 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord
Verwijst naar: 
Mensen
Dieren
Dingen


Slide 2 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord
Ik, mij, me, jou, je, u, hij, hem, zij, ze, haar, het, wij, we, ons, jullie, zij, ze, hun, hen

Slide 3 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord
Je kan namen veranderen in persoonlijk voornaamwoorden.
Mevrouw van Janssen gaat elke zaterdag winkelen. 
Zij gaat elke zaterdag winkelen. 

Slide 4 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord
Je kan namen veranderen in persoonlijk voornaamwoorden.
Meneer Palm borstelt zijn haar.
Hij borstelt zijn haar. 

Slide 5 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord
Je kan namen veranderen in persoonlijk voornaamwoorden.
Zoef kwispelt door de gang.
Hij kwispelt door de gang. 

Slide 6 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord
Je kan namen veranderen in persoonlijk voornaamwoorden.
Het regent buiten.
Het is een persoonlijk voornaamwoord, want er staat een werkwoord achter. 

Slide 7 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord
Je kan namen veranderen in persoonlijk voornaamwoorden.
De docenten lopen naar de Jumbo.
Zij lopen naar de Jumbo. 

Slide 8 - Diapositive

Bezittelijk voornaamwoord
Een bezittelijk voornaamwoord geeft een bezit aan.
Je kan aan het woord zien dat iemand iets bezit. 

Slide 9 - Diapositive

Bezittelijk voornaamwoord
De bezittelijke voornaamwoorden zijn:
mijn, jouw, je, uw, zijn, haar, ons, onze, jullie, hun

Slide 10 - Diapositive

Bezittelijk voornaamwoord
Het is jouw telefoon.
Hey, dat is mijn fiets.
Hun paard staat daar in de wei.
Dat is haar etui. 

Slide 11 - Diapositive

Je kan het lidwoord vervangen.


Het is de muziektas.
Het is jouw muziektas.

Het is de moeder.
Het is  uw moeder.


Je kan het vervangen door een naam's. 

Dat is Lilly's etui.
Dat is haar etui.

Dat is Bob's fiets.
Dat is zijn fiets. 

Slide 12 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord

Ik houd van jou.

Wat zegt u?


Let op: woordsoorten bepalen ook hoe je woorden schrijft. 

Bezittelijk voornaamwoord

Ik houd van jouw hond.

Wat zegt uw man?


Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo