11. eerste les januari bst 3

PLANNING VAN DEZE LES
00. Opstarten

1.   Nog even ophalen 
2.   Quizvraag: zinsdelen, persoonsvorm, onderwerp en ww.gezegde.
3.   Theorie & zelfstudie


1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

PLANNING VAN DEZE LES
00. Opstarten

1.   Nog even ophalen 
2.   Quizvraag: zinsdelen, persoonsvorm, onderwerp en ww.gezegde.
3.   Theorie & zelfstudie


Slide 1 - Diapositive

1. NOG EVEN OPHALEN
De zinsdelen van een zin vind je als volgt:  
   
1. Zet de zin in een andere tijd. Dat wat verandert, is een werkwoord/de pv.
2. Zet streepjes (in je hoofd) meteen voor en na de persoonsvorm (pv). 
3. Je laat nu de persoonsvorm op dezelfde plek staan. 
    a) Dat wat ervóór staat, is al een zinsdeel. Die krijg je gratis.  
    b) Wat kan er nog meer vóór? Dat is dan ook een zinsdeel. 

Let op: het moeten nog wel goede Nederlandse zinnen zijn! 
    

Slide 2 - Diapositive

PERSOONSVORM
De persoonsvorm is altijd een werkwoord, dat het onderwerp 'laat werken'. 

Daarom staat de persoonsvorm in het enkelvoud, als het onderwerp in het enkelvoud staat. 

Staat de pv in het meervoud, dan staat het onderwerp ook in het meervoud. 






Slide 3 - Diapositive

ONDERWERP
De persoonsvorm is dus een werkwoord dat het onderwerp 'laat werken'.  

Kijk maar: 'De hond van de buren | krijgt | mijn koekje.' 

►Wat is de persoonsvorm? 

Stel de vraag 'wie of wat' aan de persoonsvorm
Het antwoord is het onderwerp. 


Slide 4 - Diapositive

WERKWOORDELIJK GEZEGDE
... ofwel alle werkwoorden in de zin. 

Werkwoorden zijn doe-woorden. 

Ze eindigen op -en (behalve vijf ervan) en de vorm kan veranderen. 




Slide 5 - Diapositive

2. QUIZVRAAG!
Eén zin, vier vragen! 

Slide 6 - Diapositive

Wat zijn de juiste zinsdelen ook alweer?

Vandaag beginnen we weer!
A
Vandaag | beginnen we | weer!
B
Vandaag | beginnen | we | weer!
C
Vandaag beginnen | we weer!

Slide 7 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

Vandaag | beginnen | we | weer!
A
Vandaag
B
beginnen
C
we
D
weer!

Slide 8 - Quiz

En wat is het onderwerp?

Vandaag | beginnen | we | weer!
A
Vandaag
B
beginnen
C
we
D
weer!

Slide 9 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Vandaag | beginnen | we | weer!
A
Vandaag
B
beginnen
C
we
D
weer!

Slide 10 - Quiz

3. THEORIE & ZELFSTUDIE
1.  Informatie over bouwsteen 3: 'Inleiding, kern en slot'.
2. Taalblokken


Hoe staan we ervoor? Volgend lesuur Bouwsteentoets 3? 

Slide 11 - Diapositive

2. BOUWSTEEN 3: TAALBLOKKEN
2F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.

Lezen en luisteren, maken:
pg. 1: opgave 1, 2 en 3; pg. 2: opgave 4 en 5; pg 3: opgave 9; pg 4: opgave 12; 
pg. 9: opgave 25, 26 en 27; pg 10: opgave 29 t/m 32. 


NB: vergeet de Woordenschat van Bouwsteen 3 niet! Ook 2F
timer
30:00

Slide 12 - Diapositive

1. INLEIDING/KERN/SLOT
Alle goede teksten en gesprekken kennen een inleiding, kern en slot. 

Sommige tekstsoorten hebben een titel, zoals het artikel. 

Sommige hebben een afsluiting, zoals een webartikel, ingezonden brief, klachtenbrief en sollicitatiebrief. 


► Hebben de klachtenbrief en de sollicitatiebrief een titel? 

Slide 13 - Diapositive

1a. INLEIDING
Een inleiding heeft een functie en soms meer dan één: 
- je vertelt wat er gaat komen, wat de lezer kan verwachten;
- je prikkelt het publiek, waardoor het doorleest of blijft luisteren.
Kortom, je trekt de aandacht. 

Dat kan je heel vaak doen door een anekdote
  • Bij gesprekken: "Wat me nu is overkomen!"
  • In teksten: 'Laatst was ik bij mijn buurvrouw...' Vervolgens kan de tekst alle kanten opgaan. Laat je de buurvrouw spreken? Of zag/hoorde je zelf iets? 

Slide 14 - Diapositive

1b. KERN - de hele boodschap
In de kern of het middenstuk vertel jij je boodschap. 

Dat doe je door die boodschap in alinea's te zetten: elk (deel)onderwerp krijgt er één. Helemaal voor zichzelf. 

De volgorde is belangrijk. Wat ga je eerst vertellen/schrijven? 


Slide 15 - Diapositive

KERN - de hele boodschap
In de kern of het middenstuk vertel jij je boodschap. 

Soms willen ze een tussenkopje (alineatitel) zien, zoals in het artikel of een betoog. Bij de meeste andere tekstsoorten níet, zoals de ingezonden brief. 

Het doel van een tussenkopje is dat het de leesbaarheid bevordert. Dit werkt vooral bij lange teksten. 
  
►Gebruik jij tussenkopjes in een sollicitatiebrief?  

Slide 16 - Diapositive

1c. SLOT
.. heeft ook een functie, vier maar liefst. Een combinatie komt veel voor. 

1. je vat jouw tekst samen. 
'Ik wil hiermee zeggen dat ...'
2. je geeft als schrijver een eigen conclusie. 
'Dus, kortom, met andere woorden'.
3. je werpt een blik op de toekomst. 
'Dit betekent dat we in de toekomst...'
4. je stelt een vraag. 
'Betekent dit dat we x moeten doen?'


Slide 17 - Diapositive

TIPS
Ken de functies van de inleiding, de kern en het slot. 

Ken de tekstsoorten en de signaalwoorden die erbij passen. 

Begin met het herkennen van de tekstsoort/het tekstdoel. 
1. informatief → een artikel bijv. Kenmerk: droog, feitelijk.
2. instructief → een handleiding bijv. Kenmerk: stappenplan, gebiedende wijs.
3. activerend → een reclame bijv. Kenmerk: je moet wat doen.
4. betogend → een ingezonden brief bijv. Kenmerk: de schrijver wil jou overtuigen.

Slide 18 - Diapositive

2. BOUWSTEEN 3: TAALBLOKKEN
2F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.

Lezen en luisteren, maken:
pg. 1: opgave 1, 2 en 3; pg. 2: opgave 4 en 5; pg 3: opgave 9; pg 4: opgave 12; 
pg. 9: opgave 25, 26 en 27; pg 10: opgave 29 t/m 32. 


NB: vergeet de Woordenschat van Bouwsteen 3 niet! Ook 2F
timer
30:00

Slide 19 - Diapositive

EINDE VAN DE LES

Slide 20 - Diapositive