Keuzedeel ondernemerschap MBO, les 14, 14 maart, herhaling en quiz

Leerdoelen
Je haalt kennis op, die in eerdere lessen is opgedaan
Je maakt je de lesstof (meer) eigen die je moeilijk vindt
Je bespreekt je vragen/opdrachten eerst met een medestudent
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Leerdoelen
Je haalt kennis op, die in eerdere lessen is opgedaan
Je maakt je de lesstof (meer) eigen die je moeilijk vindt
Je bespreekt je vragen/opdrachten eerst met een medestudent

Slide 1 - Diapositive

De linkerkant van de balans heeft de debetzijde
A
juist
B
onjuist

Slide 2 - Quiz

Welke uitspraak is juist?
1. aan de creditzijde van de balans staan de schulden
2. een ander woord voor schulden is activa

A
Beide uitspraken zijn juist
B
uitspraak 1 is juist, uitspraak 2 is onjuist
C
uitspraak 1 is onjuist, uitspraak 2 is juist
D
beide uitspraken zijn onjuist

Slide 3 - Quiz

Is de volgende uitspraak juist of onjuist? Op de financieringsbegroting staan de begrippen enkel vermogen en vreemd vermogen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

Is de volgende uitspraak juist of onjuist? Belangrijke onderdelen van de exploitatiebegroting zijn omzet, inkoopkosten, brutowinst, algemene kosten en financieringsvormen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

timer
0:45
Liquide middelen
Eigen vermogen
Kort vreemd vermogen
Lang vreemd vermogen
Vaste activa
Vlottende activa

Slide 6 - Question de remorquage

Is de volgende uitspraak juist of onjuist? Op de liquiditeitsbegroting staan de bedragen inclusief btw.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

Wat is de consumentenprijs?
A
verkoopprijs zonder btw
B
de btw
C
verkoopprijs met btw
D
inkoopprijs

Slide 8 - Quiz

Bij welke begroting hoort deze uitspraak?

'ik krijg iedere maand huur- en zorgtoeslag'
A
Exploitatiebegroting
B
liquiditeitsbegroting
C
privé begroting
D
financieringsbegroting

Slide 9 - Quiz

Bij welke begroting hoort deze uitspraak?

'ik heb in ieder geval een auto nodig om mijn dienst te kunnen leveren'
A
Investeringsbegroting
B
liquiditeitsbegroting
C
privé begroting
D
financieringsbegroting

Slide 10 - Quiz

Wat is investeren?
A
Het lenen van geld
B
Winst maken
C
Het kopen van nieuwe kapitaalgoederen
D
Produceren en verkopen

Slide 11 - Quiz

Bij welke begroting hoort deze uitspraak?

'Ik leen geld van mijn familie om te kunnen starten met ondernemen'
A
Investeringsbegroting
B
liquiditeitsbegroting
C
privé begroting
D
financieringsbegroting

Slide 12 - Quiz

Bij welke begroting hoort deze uitspraak?

'ik wil weten hoeveel omzet ik moet draaien om winst te kunnen maken'
A
exploitatiebegroting
B
liquiditeitsbegroting
C
privé begroting
D
financieringsbegroting

Slide 13 - Quiz

Wie betaalt de BTW?
A
De Belastingdienst
B
De consument
C
De Fabrikant
D
De winkelier

Slide 14 - Quiz

Bij welke begroting hoort deze uitspraak?

'ik zorg dat ik voortdurend voldoende geld in kas heb om rekeningen te kunnen betalen'
A
exploitatiebegroting
B
liquiditeitsbegroting
C
privé begroting
D
financieringsbegroting

Slide 15 - Quiz

Voor alle begrotingen van het financiële plan geldt dat de bedragen exclusief btw worden vermeld
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quiz

Welke uitspraak is juist?
1. Je voorraad valt onder vlottende activa.
2. De inrichting van je bedrijfspand valt onder de passiva

A
Beide uitspraken zijn juist
B
uitspraak 1 is juist, uitspraak 2 is onjuist
C
uitspraak 1 is onjuist, uitspraak 2 is juist
D
beide uitspraken zijn onjuist

Slide 17 - Quiz

Het aanbod op de woningmarkt stijgt. Wat betekent dat?
A
Er komen meer huizen in de verkoop
B
Er worden minder nieuwe woningen gebouwd.
C
Meer mensen willen een huis kopen.
D
Mensen blijven langer in hetzelfde huis wonen

Slide 18 - Quiz

Wat zijn geen bedrijfskosten?
A
kosten van het gebouw
B
inkoopkosten
C
salaris van het personeel
D
reclamekosten

Slide 19 - Quiz

Wat is de nettowinst:
A
de brutowinst - de bedrijfskosten
B
de bedrijfskosten - de brutowinst
C
de brutowinst + de bedrijfskosten
D
de bedrijfskosten + de brutowinst

Slide 20 - Quiz

Bij een eenmanszaak kun je géén personeel in dienst nemen
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quiz

Voor het plaatsen van een reclamebord op je bedrijfspand heb je een omgevingsvergunning nodig
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quiz

Bij deze rechtsvorm is er altijd
maar één eigenaar.
A
VOF
B
BV
C
Eenmanszaak
D
NV

Slide 23 - Quiz

Noem 3 dingen waardoor je risico's kan afdekken in je onderneming

Slide 24 - Question ouverte

Bij een eenmanszaak ben je hoofdelijk aansprakelijk met je privévermogen als het misgaat
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quiz

Bij deze rechtsvormen ben je
NIET hoofdelijk aansprakelijk
voor schulden van het bedrijf.
A
Eenmanszaak en VOF
B
VOF en BV
C
BV en NV
D
NV en Eenmanszaak

Slide 26 - Quiz

Een balans is een overzicht van
A
bezit, schuld en vreemd vermogen.
B
bezit, winst en vreemd vermogen.
C
bezit, schuld en eigen vermogen.
D
bezit, winst en eigen vermogen.

Slide 27 - Quiz

Onder welke categorie valt een hypothecaire lening?
A
Liquide middelen
B
Eigen vermogen
C
Lang vreemd vermogen
D
Kort vreemd vermogen

Slide 28 - Quiz

Rinus heeft zijn eigen glazenwassersbedrijf. Elke dag wast hij de ramen bij mensen thuis. Zijn administratie laat hij doen door een administratiekantoor.
In zijn bedrijf heeft hij onder andere de volgende kosten.
Zijn dit vaste of variabele kosten? Sleep de kosten naar de juiste plek.
Vaste kosten
Variabele kosten
Afschrijving van de bedrijfswagen.
Benzinekosten
Kosten van water
Maandelijkse vergoeding aan het administratiekantoor.

Slide 29 - Question de remorquage


Huur van kantoorruimte komst te staan op de
A
investeringsbegroting
B
financieringsbegroting
C
liquiditeitsbegroting
D
exploitatiebegroting

Slide 30 - Quiz


Wat is een Rekening Courant?
A
De rekening die je betaalt voor het lidmaatschap op een krant.
B
Een spaarrekening waarvan je niks mag afhalen.
C
Een rekening die je afsluit voor een periode van 1 jaar.
D
Een betaalrekening waarop je rood mag staan.

Slide 31 - Quiz

Marketing is hetzelfde als reclame
A
Juist, marketing en reclame zijn synoniemen
B
Onjuist, marketing is onderdeel van reclame
C
Onjuist, reclame is onderdeel van marketing
D
Dit is per branche verschillend

Slide 32 - Quiz

En......... hoe is het met jullie kennis gesteld?
A
Toppie!!!
B
C
Kan ik nog een ander keuzedeel kiezen?
D

Slide 33 - Quiz

Wat mag ik niet bij de klant in rekening brengen.
gaat ten koste van de winst
Kosten
Verspilling
Kosten
Verspilling

Slide 34 - Question de remorquage

Wat is het verschil tussen kosten en uitgaven?

Slide 35 - Carte mentale

Je favoriete brouwer heeft een speciale aanbieding van een nieuw soort bier. Op 27 oktober bestel je dit bier. Op 29 oktober betaal je dit bier.

Wanneer zijn dit voor jou kosten en wanneer is dit voor jou een uitgave?
Kosten
Uitgave
27 oktober
29 oktober

Slide 36 - Question de remorquage

Wat is het verschil tussen opbrengsten en ontvangsten?

Slide 37 - Carte mentale

Je gunt je beste vriend dit bier ook en verkoopt hem op 29 oktober een aantal flesjes van het speciale bier. Hij betaald jou op 31 oktober het afgesproken bedrag.

Wanneer is dit voor jou een opbrengst en wanneer een ontvangst? 
Opbrengst
Ontvangst
30 oktober
29 oktober

Slide 38 - Question de remorquage