H1: nakijken 4 en 5 (fictie), beeldspraak H1

- Fictie H1: nakijken 4 en 5
- Uitleg beeldspraak (vergelijking)
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

- Fictie H1: nakijken 4 en 5
- Uitleg beeldspraak (vergelijking)

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen

Je kent de indeling van de hoofdgenres fictie.

Je kent de realismelijn en het opbouwschema van verhalen.


Je leert wat beeldspraak is en kent aan het eind van de les de volgende vormen:

- vergelijking, metafoor, personificatie en metonymia


Slide 2 - Diapositive

Zelfstandig nakijken

Fictie H1: 4 en 5


Slide 3 - Diapositive

Waar denk je aan bij
beeldspraak?

Slide 4 - Carte mentale

Slide 5 - Diapositive

Beeldspraak

Figuurlijk taalgebruik (alles wat niet letterlijk bedoeld wordt)


De bomen fluisteren je naam.

Je kamer lijkt wel een zwijnenstal!

Hij liep naar school met lood in zijn schoenen.

Slide 6 - Diapositive

Bedenk zelf een voorbeeld van beeldspraak.

Slide 7 - Question ouverte

Beeldspraak - vergelijking 

Je vergelijkt de werkelijkheid met een beeld.


- Vergelijking met als (zoals, alsof)

- Vergelijking zonder als


Er is een overeenkomst tussen twee zaken.

Lachen als een boer die kiespijn heeft.

Je kamer lijkt wel een zwijnenstal!



Slide 8 - Diapositive

Beeldspraak - metafoor 

Alleen het beeld is overgebleven.


- uitdrukkingen en gezegdes

- de context is belangrijk, want anders weet je niet waarmee het vergeleken wordt


Dat schaap heeft zich laten beetnemen.




Slide 9 - Diapositive

Oefenzinnen havo

Noteer de woorden die beeldspraak zijn, benoem het soort beeldspraak en schrijf de betekenis op.


1 Van je kamer heb je echt een paleisje gemaakt!

2 Je hartslag sust me in slaap.

3 Zij is beslist niet op haar mondje gevallen.

4 Tijd is als lucht: je ziet het niet, maar het is er wel.

5 Dordrecht is in diepe rouw na de gewelddadige rellen in de stad.

6 Hij is met de noorderzon vertrokken.

7 Die Van Gogh zal op de veiling wel heel veel geld opbrengen.

8 Het hele stadion was woedend na de gele kaart.

9 Wij zullen haar uit de brand helpen.

10 Wil je nog een kopje?

Slide 10 - Diapositive

Slotopdracht 


Zoek op internet vijf voorbeelden van beeldspraak op, noteer het soort beeldspraak en de betekenis.


Maandag wil ik weten welk boek je gaat lezen voor je eerste verslag!


Slide 11 - Diapositive