Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.
La durée de la leçon est: 90 min
Éléments de cette leçon
Kunststromingen
Slide 1 - Diapositive
Lesdoelen
Je weet welke kunststromingen er zijn
Je weet welke bekende kunstenaars bij de stromingen horen
Je weet/ hebt een idee welke kunststroming je mooi vindt en waarom
Opdracht kunst POP art of Art Nuveau
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Vidéo
Hoe komt een kunststroming tot stand?
Deze ontstaat meestal doordat een kunstcriticus er een naam op plakt.
Denk hierbij aan kubisme, surrealisme, impressionisme
Slide 4 - Diapositive
Middeleeuwse kunst
1000- 1200
Kunst had als functie om het geloof te verspreidden.
Kerk was vaak de opdrachtgever, kunstenaars waren vaak anoniem
Educatieve afbeeldingen uit de bijbel (mensen konden niet lezen en schrijven)
Er werden veel kerken gebouwd
Slide 5 - Diapositive
Renaissance
1400-1600
Wedergeboorte
Sterke oriëntatie met klassieke oudheid.
De mens kwam meer centraal te staan.
Religie en het leven na de dood verdween minder belangrijk.
Kennis en brede ontwikkeling werden belangrijk.
Geboorte van Venus- Boticelli
Slide 6 - Diapositive
Mona Lisa, Leonarda da Vinci
De toren van Babel, Pieter Bruegel de Oude
de tuin van Eden
Jeroen Bosch
De hand van God- Michelangelo
Slide 7 - Diapositive
Barok
1600-1720
extreem realisme
dramatische effecten
sterke licht/ donker contrasten
veel emotie op gezichten
veel vaart en beweging, drukke figuren
Slide 8 - Diapositive
Carravagio- Judith onthoofd Holofernes, 1598
Rembrandt van Rijn- De Nachtwacht , 1642
Johannes Vermeer- Het Melkmeisje
1660
Gian Lorenzo Bernini- Anima Dannata, 1619
Slide 9 - Diapositive
Rococo
De Winter- Jacob de Wit, 1760
1720- 1755
Rijke versieringen en vloeiende vormen
Lieflijk en luchtig karakter
Zachte pastelkleuren
Slide 10 - Diapositive
Marie Fargues- Jean Etienne Liotard, 1756- 1758
Abraham Roentgen, 1758
13 banen goudleer
Slide 11 - Diapositive
Romantiek
1790- 1850
Landschappen en ongerepte natuur
Sprookjeswereld
Idealisering van de werkelijkheid
Dromen, nachtmerries en gruwelijke taferelen
De Middeleeuwen
Burning of the houses of lords and commons- William Turner, 1834
Slide 12 - Diapositive
De vrouwen van Algiers, Delacroix
Kloosterbegraafplaats in de sneeuw- Friedrich, 1818
Reading by the window- Charles James Lewis
Slide 13 - Diapositive
Impressionisme
1870- 1910
Onderwerpen uit de directe omgeving
Licht, kleur en omgeving zijn belangrijk.
Snelle en directe schildertechniek (1e vluchtige indruk)
De Japanse brug en waterlelies- Claude Monet , 1899
Slide 14 - Diapositive
Jugendstil/ Art Nouveau
1880- 1914
Gebruik van moderne technieken.
Afkeer van symmetrie
Bloem- en vogelmotieven
Inspiratiebron is de natuur
Kleuren en gebogen vormen
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Vidéo
Expressionisme
1905- 1940
Gevoelens en ervaringen uitdrukken door kunst
Vervormen van de zichtbare werkelijheid
Felle kleuren
Opvallende beelden
Slordige schildertechniek
Platte vlakken
Foutief perspectief
De schreeuw- Edward Munch
Slide 18 - Diapositive
Kubisme
Simpele lijnen en kleuren
Perspectief vanuit meerdere standpunten.
Vormen zijn vlak en vermenigvuldigd.
Spaanse vrouw, Picasso
Slide 19 - Diapositive
Picasso - Guernica
Slide 20 - Diapositive
Dadaïsme
1916- 1924
Gebruik van collages
Absolute artistieke vrijheid
Kunst is niks en alles is kunst
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Diapositive
Surrealisme
1924- 1940
Fantasie of droomwereld
alledaagse dingen worden op een gekke manier met elkaar verbonden
nauwkeurig & gedetailleerd (precies)
Slide 23 - Diapositive
Schip met vlinders, Dali
Max Ernst
Frieda Kahlo - Zelfportret
Slide 24 - Diapositive
De stijl
1917- 1932
Streven naar harmonie en evenwicht.
Geometrische vormen.
Primaire kleurvlakken
Zwart, wit en grijs.
Horizontale en verticale lijnen Tekst
Mondriaan
Slide 25 - Diapositive
Stoel- Gerrit Rietveld
Slide 26 - Diapositive
Abstract expressionisme
1946- 1960
Beïnvloed door kubisme, expressionisme en surrealisme
Creëerde nieuwe mogelijkheden voor de kunstenaar.
Action painting, de actie, het maken is belangrijker.
Kleurenstudie, Kadinsky
Slide 27 - Diapositive
Free form, Jackson Pollock
Mark Rothko
Slide 28 - Diapositive
Pop- Art
1956- 1965
Alledaagse gebruiksvoorwerpen
Stripverhalen.
Reclame, televisie, kranten en tijdschriften
Decoratief, zelden een diepere betekenis.
Andy Warhol
Slide 29 - Diapositive
Keith Haring
Dropped cone, Claes Oldenburg
Slide 30 - Diapositive
Slide 31 - Vidéo
Hedendaagse kunst
1985- heden
Geen stromingen of kaders
Materiaal is het middel om tot een kunstwerk te komen
De commerciële markt bepaald of het kunstwerk geslaagd is of niet.
Trends en ontwikkelingen
Wereldkunst
Banksy
Slide 32 - Diapositive
Sterling Ruby
Thomas Schütte
Marlene Dumas
Slide 33 - Diapositive
Welke stroming spreekt jou het meeste aan?
Impressionisme
De stijl
Pop art
Barok
Romantiek
Impressionisme
Renessaince
Middeleeuwse kunst
Hedendaagse kunst
Art Nouveau
Expressionisme
Rococo
Surrealisme
Kubisme
Dadaisme
Slide 34 - Diapositive
Welke kunststroming spreekt jou het meeste aan?
Slide 35 - Question ouverte
Opdracht Pop-art
1. Begin met potlood.
2. Schrijf je naam in blokletters het midden je papier.
3. Trek je naam om met zwarte stift. Kleur de letters van je naam in.
4. Maak met potlood een vorm om je naam heen, bijvoorbeeld een stervorm, wolkjesvorm, tekstballon. Trek de vorm om met zwarte stift.
5. Vul de ruimte om je naam in met een kleur en/of patroon (bijvoorbeeld, stipjes, streepjes).
6. De overige ruimte daaromheen verdeel je door rechte lijnen naar de buitenkant te trekken. Kleur de vakken die zijn ontstaan in met een kleur of een patroon.
Slide 36 - Diapositive
Opdracht Art Nouveau
1. Begin met potlood.
2. Schrijf je naam in het midden van papier.
3. Trek je naam om met een lichte kleur en kleur de letters in.
4. Maak met potlood een vorm om je naam heen (gebruik de voorbeelden uit het plaatje)
5. Vul de ruimte om je naam in met een kleur en/of patroon (stipjes, streepjes of iets uit het plaatje).
6. De overige ruimte daaromheen verdeel je door golvende lijnen naar de buitenkant te trekken. Kleur de vakken die zijn ontstaan in met een kleur of een patroon uit het plaatje)