Capítulo 1: Repaso presente perfecto, 2HV

El presente perfecto (bron D)
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

El presente perfecto (bron D)

Slide 1 - Diapositive

El presente perfecto 
(voltooid tegenwoordige tijd)

  • Om te vertellen over wat je in het (recente) verleden gedaan hebt.
  • In het Nederlands: ik ben geweest, ik heb gedaan.

Slide 2 - Diapositive

voltooid deelwoord=

participio

   ww op -ar= ado    cant ado 

    ww op -er= ido    com ido   

 ww op -ir= ido       viv ido

let op:

het hulpwerkwoord en het voltooid deelwoord staan altijd bij elkaar!!!!!

hulp-ww

Haber:

he

has

ha


hemos

habéis

han

Slide 3 - Diapositive

Woordvolgorde
  • De werkwoorden staan meteen achter elkaar: 
  • He comido un bocadillo = Ik heb een broodje gegeten.
  • Hemos ido a la tienda hoy. = We zijn vandaag naar de winkel geweest.

Slide 4 - Diapositive

Presente perfecto

Slide 5 - Diapositive

Dus de voltooid tegenwoordige tijd gaat als volgt:
hulpwerkwoord HABER + voltooid deelwoord   bijvoorbeeld van hablar:
                   
                    he      hablado        =       ik heb gesproken
                    has    hablado        =        jij hebt gesproken
                    ha      hablado        =        hij /zij/ u heeft gesproken
                    hemos hablado     =       wij hebben gesproken
                    habéis hablado     =       jullie hebben gesproken
                    han     hablado        =      zij hebben gesproken

Slide 6 - Diapositive

onregelmatige

decir (zeggen)

poner (neerleggen/zetten)

ver (zien)

abrir (openen)

escribir (schrijven)

hacer (doen/maken)

volver (teruggaan)

 romper (breken)

participios (voltooid dw)

dicho

puesto

visto

abierto

escrito

hecho

vuelto

roto

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Repaso: Presente Perfecto

Slide 9 - Diapositive

he
hemos
ha
habéis
has
han
Yo
Nosotros
Ella
Vosotros
Ellos

Slide 10 - Question de remorquage

Hoe maak je de 'presente perfecto'?
A
een vorm van 'haber' + ww + ado/edo
B
een vorm van 'ir' + a + hele ww
C
een vorm van 'haber + stam ww + ado/ido
D
een vorm van 'tener' + a + hele ww

Slide 11 - Quiz

schrijf het voltooid deelwoord op van:
visitar
timer
0:30

Slide 12 - Question ouverte

schrijf het voltooid deelwoord op van:
ver
timer
0:30

Slide 13 - Question ouverte

schrijf het voltooid deelwoord op van:
llover
timer
0:30

Slide 14 - Question ouverte

schrijf het voltooid deelwoord op van:
beber
timer
0:30

Slide 15 - Question ouverte

Wij hebben een boek geschreven
timer
1:00

Slide 16 - Question ouverte

Juan heeft een shirt gekocht
timer
1:00

Slide 17 - Question ouverte

Geef antwoord op de vraag:
¿Qué clases has tenido hoy?
timer
1:00

Slide 18 - Question ouverte

Zet het werkwoord tussen haakjes in de Presente perfecto.
Esta semana (viajar, yo) a Barcelona.
A
ha viajado
B
he viajido
C
he viajado
D
ha viajido

Slide 19 - Quiz

Zet het werkwoord tussen haakjes in de Presente perfecto:
(tú, hacer) los deberes

A
has hacido
B
ha haciado
C
has hecho
D
has dicho

Slide 20 - Quiz

Zet het werkwoord tussen haakjes in de Presente perfecto:
Nosotros (comprar) mucha ropa
A
he comprar
B
hemos comprado
C
he comprado
D
hemos comprar

Slide 21 - Quiz

Hoe zeg je in het Spaans:
Zij hebben gezwommen
timer
0:30

Slide 22 - Question ouverte

Hoe zeg je in het Spaans:
Ik heb gegeten
timer
0:30

Slide 23 - Question ouverte

schrijf het voltooid deelwoord op van:
decir
timer
0:20

Slide 24 - Question ouverte

Hoe zeg je in het Spaans:
Wij hebben gedanst
timer
0:30

Slide 25 - Question ouverte

Welk antwoord past bij:
¿Qué has hecho esta mañana?
A
Vamos a visitar a mis amigos.
B
He comprado ropa.
C
No tengo muchas ganas
D
Lo hemos pasado bien.

Slide 26 - Quiz

Welk antwoord past bij:
¿Qué vas a hacer ahora?
A
He ido al supermercado.
B
No lo sé.
C
Quedamos a las tres
D
Lo he pasado bien.

Slide 27 - Quiz

Hoe vraag je in het Spaans:
Heb je zin om naar het strand te gaan?
A
¿Lo has pasado bien en la playa?
B
¿Vamos a la playa?
C
¿Quedamos en la playa?
D
¿Tienes ganas de ir a la playa?

Slide 28 - Quiz

timer
0:30
Wat weet je nog? ¡Vocabulario de las vacaciones!

Slide 29 - Carte mentale

¿Qué vas a hacer en las vacaciones?
timer
0:30

Slide 30 - Question ouverte

vul het goede participio van merecer is
in:
ha____________

Slide 31 - Question ouverte

Geef de perfecto 3de persoon enkelvoud:
entrar

Slide 32 - Question ouverte

geef de 1ste persoon enkelvoud in de perfecto van salir

Slide 33 - Question ouverte

geef de eerste persoon enkelvoud van de perfecto van bajar

Slide 34 - Question ouverte

geef de 3de persoon meervoud in de perfecto van venir

Slide 35 - Question ouverte

1ste persoon enkelvoud in de presente van estar

Slide 36 - Question ouverte

1ste persoon enkelvoud in de presente van poner

Slide 37 - Question ouverte

geef 3de pers enkelv van marcar

Slide 38 - Question ouverte