par. 6.1: Stad en land + Intro

6.1: Stad en land
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

6.1: Stad en land

Slide 1 - Diapositive

Waar denk jij aan bij 'een stad'?

Slide 2 - Question ouverte

Waar denk jij aan bij 'een dorp'?

Slide 3 - Question ouverte

stedelijke gebieden
Je woont waarschijnlijk in een stad wanneer er in je omgeving:
  • veel mensen wonen 
  • veel werk is
  • gebouwen dicht op elkaar staan
- In een stad wonen meer dan 10.000 mensen, zijn het er minder dan heb je het over een dorp.  
- Een stad heeft meer voorzieningen dan een dorp = scholen, ziekenhuizen, restaurants, bioscoop, winkels, etc.
- Een gebied waar veel steden bij elkaar liggen heet een stedelijk gebied. 


Slide 4 - Diapositive

Stad
stad en dorp
Meubelboulevard
Voetbalclub
cafe
Bowlingbaan
dokterspost
ziekenhuis
station
bioscoop
bibliotheek
kunstijsbaan

Slide 5 - Question de remorquage

Waarom willen de meeste mensen in een stad wonen?

Slide 6 - Question ouverte

Verstedelijking
In de stad is er meer werk te vinden dan op het platteland --> veel mensen verhuizen van het dorp naar de stad. Hierdoor zijn de stedelijke gebieden enorm gegroeid in de afgelopen 100 jaar.

Door de groei van de steden verdwijnt het platteland eromheen, dit noemen we verstedelijking.




Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

landelijke gebieden
In tegenoverstelling tot stedelijke gebieden is er bij landelijke gebieden sprake van:
  • veel ruimte tussen gebouwen
  • er wonen weinig mensen
  • er is weinig werk
  • er zijn weinig voorzieningen

Slide 9 - Diapositive

Voordelen wonen in landelijk gebied

Slide 10 - Carte mentale

voordelen wonen stedelijk gebied

Slide 11 - Carte mentale

Grondgebruik
Wanneer je door NL reist zie je dat bijna ieder stukje grond wordt gebruikt. Het grondgebruik kun je indelen in:
  • Agrarisch terrein = landbouw
  • natuur = bossen, heide, strand en duinen
  • bebouwd terrein = Huizen en industrie
  • verkeersterreinen = wegen en spoorwegen
  • water = meren, rivieren en kanalen

Slide 12 - Diapositive

zelfstandig werken
MAKEN METHODE PAR. 6.1
- leerstof + opdrachten (atlasopdrachten overslaan)
- Topografie blz 124-125

Slide 13 - Diapositive