7.1 Krachten herkennen

• Natuurkunde / Scheikunde
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

H7 Krachten

Lesdoelen

Je kunt:

• de drie effecten van een kracht herkennen;
  
• vier soorten krachten herkennen: spierkracht, veerkracht, zwaartekracht en wrijvingskracht.

Krachten herkennen

We kunnen krachten niet zien, maar we kunnen de gevolgen van een kracht wel zien. Er zijn drie gevolgen, namelijk:

Grootte van de snelheid veranderd

Richting van de snelheid veranderd

De vorm van het voorwerp veranderd

Krachten herkennen

Krachten kan je niet zien, maar de gevolgen ervan wel. 

Krachten herken je aan de drie effecten die ze kunnen hebben:

• de grootte van de snelheid verandert; 
• de richting van de snelheid verandert;
  
• de vorm van een voorwerp verandert.

Soorten krachten

• De grootheid kracht korten we af met een F. 
  
• De eenheid van kracht is Newton (N).
  

Spierkracht, F_spier

De spierkracht is de kracht die je met je spieren uitoefent. Bij voetballen geeft de spierkracht de bal een snelheid. Een zeiler gebruikt zijn spierkracht om het zeil op te hijsen.

Veerkracht, F_v

De veerkracht is de kracht die een gespannen veer of elastiek uitoefent. Een katapult schiet een steentje weg door de veerkracht. 

Zwaartekracht F_z

De zwaartekracht is de kracht die de aarde uitoefent op voorwerpen. Door de zwaartekracht valt alles naar beneden.

Wrijvingskracht, F_w

De wrijvingskracht of weerstandskracht op een bewegend voorwerp is de kracht die de omgeving op een bewegend voorwerp uitoefent. Als je bij het fietsen stopt met trappen, dan kom je door de wrijvingskracht tot stilstand.

Aan welke drie gevolgen kan je de werking van een kracht zien?

Hoe zie je dat er een kracht werkt?
De docent geeft het startsein voor de 60 m sprint en je begint te rennen.

Hoe zie je dat er een kracht werkt?
Een keeper stompt een bal terug het veld in.

Wat voor kracht wordt hier
gebruikt?

1. Magnetische kracht
2. Elektrische kracht
3. Zwaartekracht
4. Veerkracht

Opdrachten maken

Weektaak:

Waar? Bladzijde 131 t/m 134

Wat? Opdracht 1 t/m 13

Hoe? In je werkboek

Klaar? Nakijken