Dag 7

Thema 15:  Internet en sociale media (roze)
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
Middelbare schoolISK

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Thema 15:  Internet en sociale media (roze)

Slide 1 - Diapositive

onrustig
  • niet rustig, niet druk
  • onrustig <----> rustig
  • on=niet
  • zin: Het weer is vandaag onrustig. Veel wind en veel regen. 
  • zin: Wat ben je onrustig, je loopt steeds van je stoel.
36

Slide 2 - Diapositive

de oudere
  • de oudere <--> de jongere
  •  een ouder iemand
  • de oudere - de ouderen
  • zin: Hij geeft les over de IPad speciaal voor ouderen.
37

Slide 3 - Diapositive

de persoon
  • een mens; een man, een vrouw of een kind
  • de persoon - de personen
  • zin: Een kaartje voor de film kost 11 euro per persoon
38

Slide 4 - Diapositive

praten
  • spreken, zeggen
  • werkwoord
  • ik praat - wij praten
  • zin: Baby's kunnen nog niet praten, maar kinderen van vier jaar praten de hele dag. 
39

Slide 5 - Diapositive

proberen
  • iets doen, maar je weet niet of het goed of fout zal gaan
  • werkwoord
  • ik probeer - wij proberen
  • zin: Heb je nog nooit gefietst? Kom, dan mag je het op mijn fiets proberen
40

Slide 6 - Diapositive

De leerlingen praten door elkaar en luisteren niet. Het is erg ...........in de klas.
36
A
onrustig
B
veel
C
mis
D
leuk

Slide 7 - Quiz

Welke foto hoort bij 'de oudere'?
37
A
B
C
D

Slide 8 - Quiz

Uit hoeveel .............. bestaat de groep?
38
A
getallen
B
mobiel
C
auto's
D
personen

Slide 9 - Quiz

De jongen luistert niet naar de docent. Hij zit met zijn klasgenoot te ..............
39
A
praat
B
dansen
C
vissen
D
praten

Slide 10 - Quiz

Welke zinnen zijn correct'?

1. Het lukt mij niet, kun jij het even probeer?
2. Het kind probeert zijn zelf aan te trekken.
3. Als je het niet probeert, dan doe je het ook niet fout.
4. Probeert het nog een keer, dan lukt het wel!
40
A
1. goed 2 . goed 3. fout 4. fout
B
1 .goed 2. goed 3. goed 4. goed
C
1. goed 2. fout 3. fout 4. goed
D
1. fout 2.goed 3. goed 4. fout

Slide 11 - Quiz