grammatica - voornaamwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Grammatica

voornaamwoorden

Vandaag:

- gaan we oefenen met het vinden van het persoonlijk, bezittelijk, wederkerend en wederkerig voornaamwoord

redekundig ontleden

1. pv

2. hww / zww / kww

3. zinsdelen

4. wg / ng

5. ow

6. lv

7. mv

vzv

8. bwb

taalkundig ontleden

- blw / olw

- hww / zww / kww

- znw

- bnw

- vz

- bw

- pers. vnw

- bez. vnw

- wk vnw

- wkg vnw

Noem een voorbeeld van een persoonlijk voornaamwoord.

Persoonlijk voornaamwoord

Alle woorden waarmee je naar personen kunt verwijzen (geen namen). 

ik, jij, hij, wij, jullie, ons,, je, u etc.

Noem een voorbeeld van een bezittelijk voornaamwoord.

Bezittelijk voornaamwoord

mijn, jouw, onze, uw, je, jullie etc.

Na deze woorden volgt een bezit (bijvoorbeeld fiets). 

Let op:

- Dit is jullie fiets. (jullie = bez. vnw)

- Deze fiets is van jullie. (jullie = persoonlijk)

Noem een voorbeeld van een wederkerend voornaamwoord.

Wederkerend voornaamwoord

keert weder (komt weer terug). Een persoon die genoemd is, wordt nog een keer genoemd.

je, zich, jullie, ons etc.

Wederkerend voornaamwoord

- Kan alleen voorkomen bij wederkerende werkwoorden. 

verplicht wederkerend werkwoord

heeft altijd een wederkerend voornaamwoord bij zich. Je doet het altijd bij jezelf, nooit bij een ander.

Ik vergis me.

Ik schaam me. 

toevallig  wederkerende werkwoorden

kunnen een wederkerend voornaamwoord bij zich hebben, maar dat hoeft niet. 

Ik was me.    Ik was de hond. 

Ik scheer me.    Ik scheer het schaap. 

Noem een voorbeeld van een wederkerig voornaamwoord.

Wederkerig voornaamwoord

elkaar, mekaar

Hebben (jullie) je afgevraagd waarom zij niet in de les aanwezig was?

1. pers. vnw
2. bez. vnw
3. wk vnw
4. wkg vnw

Hebben jullie (je) afgevraagd waarom zij niet in de les aanwezig was?

1. pers. vnw
2. bez. vnw
3. wk vnw
4. wkg vnw

Hebben jullie je afgevraagd waarom (zij) niet in de les aanwezig was?

1. pers. vnw
2. bez. vnw
3. wk vnw
4. wkg vnw

Heeft (u) uw nieuwe fiets aan haar moeder gegeven?

1. pers. vnw
2. bez. vnw
3. wk vnw
4. wkg vnw

Heeft u (uw) nieuwe fiets aan haar moeder gegeven?

1. pers. vnw
2. bez. vnw
3. wk vnw
4. wkg vnw

Heeft u uw nieuwe fiets aan (haar) moeder gegeven?

1. pers. vnw
2. bez. vnw
3. wk vnw
4. wkg vnw

Hebben (zij) elkaar beloofd om hun geheim niet met de rest van de groep te delen?

1. pers. vnw
2. bez. vnw
3. wk vnw
4. wkg vnw

Hebben zij (elkaar) beloofd om hun geheim niet met de rest van de groep te delen?

1. pers. vnw
2. bez. vnw
3. wk vnw
4. wkg vnw

Hebben zij elkaar beloofd om (hun) geheim niet met de rest van de groep te delen?

1. pers. vnw
2. bez. vnw
3. wk vnw
4. wkg vnw

zich verwonden

1. toevallig wederkerend werkwoord
2. verplicht wederkerend werkwoord

zich bemoeien

1. toevallig wederkerend werkwoord
2. verplicht wederkerend werkwoord

zich ergeren

1. toevallig wederkerend werkwoord
2. verplicht wederkerend werkwoord

Snap je het verschil tussen de voornaamwoorden?

😒🙁😐🙂😃

Wat vind je nog lastig?