Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 15 min
Éléments de cette leçon
Leesvaardigheid
Slide 1 - Diapositive
Beantwoord individueel de drie onderstaande vragen:
1. Wat wordt bedoeld met een tekstverband?
2. Waarom gebruik je tekstverbanden?
3. Hoe herken je tekstverbanden?
Slide 2 - Diapositive
Wat leer je vandaag?
Op welke manier kan een schrijver van een tekst 1 geheel maken?
Geef een ander woord voor 'mening'.
Donderdag 6 april pw leesvaardigheid. Zie Magister.
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Vidéo
concluderend tekstverband=eindoordeel meestal in het slot
dus, daarom, kortom, concluderend, dat houdt in, al met al
redengevend tekstverband= waarom iemand iets doet of vindt
dus, daarom, omdat, want, de reden is, hiervoor, dankzij
oorzakelijk tekstverband= waardoor is iets gebeurd/ gekomen
doordat, daardoor, als gevolg van, het gevolg is, dus, dankzij
1. Zij heeft jarenlang gitaar gespeeld dus ze wil nu naar het conservatorium.
2. Er is vanavond een wedstrijd in de Johan Cruyffarena, daardoor kan het drukker zijn op de weg.
3. Johan heeft ruimte gemaakt in de schuur want hij gaat hem opknappen.
Tekstverbanden
vergelijkend tekstverband= welke overeenkomst hebben dingen wel of niet.
zoals, net als, in vergelijking net, evenals, meer.... dan
Slide 5 - Diapositive
doel-middel tekstverband= je wil een bepaald doel bereiken maar hoe?
met behulp van, opdat, zodat, om te, door middel van
voorwaardelijk tekstverband= je moet eerst aan een voorwaarde voldoen voor er iets gebeurt.
als...dan, indien, tenzij, wanneer, mits
samenvattend tekstverband= je doet dat vaak in het slot
kortom, samengevat, met andere woorden, al met al
1. Als jij alles voor mij inpakt, koop ik iets lekkers voor je.
2. Hij volgt een cursus Engels om in het buitenland te kunnen werken.
3. Ik trok de hele dag met die kleine kinderen op, hoewel ik doodmoe was.
Tekstverbanden
toegevend tekstverband=je geeft een andere kant van de zaak aan
weliswaar, hoewel, ook al, desondanks, niettemin
Slide 6 - Diapositive
Hoeveel signaalwoorden?: Om te beginnen zit Joël in groep 3 met rekenen en in groep 4 met schrijven. Al met al is dat fijner dan eerst groep 3 volgen en vervolgens groep 4.
Slide 7 - Question ouverte
Mijn broertje eet graag pannenkoeken, pizza's en hamburgers. Tekstverband?
A
middel/doel
B
tegenstelling
C
voorwaarde
D
opsomming
Slide 8 - Quiz
Welk signaalwoord hoort bij het tekstverband tijdsvolgorde?
A
ten eerste
B
toen
C
al met al
D
om te beginnen
Slide 9 - Quiz
Welk signaalwoord hoort NIET bij het tekstverband vergelijking?
A
zoals
B
zodat
C
evenals
D
net als
Slide 10 - Quiz
Welk signaalwoord hoort bij het tekstverband redengevend?
A
omdat
B
eerst
C
toch
D
waarmee
Slide 11 - Quiz
Welk tekstverband gebruik je om dingen achterelkaar op te noemen?
A
concluderend tekstverband
B
uitleggend tekstverband
C
opsommend tekstverband
D
tijdsvolgorde
Slide 12 - Quiz
Hij is even groot als ik. tekstverband?
A
signaalwoord: als
tekstverband: uitleggend
B
signaalwoord: als
tekstverband: vergelijking
C
signaalwoord: als
tekstverband: doel - middel
D
signaalwoord: als
tekstverband: samenvattend
Slide 13 - Quiz
Omdat het glad is, ga ik lopend naar school. Tekstverband?
A
doel-middel
B
tegenstelling
C
opsomming
D
redengevend
Slide 14 - Quiz
Oefenen via Nieuw Nederlands. In de groene kolom links, open je hoofdstuk 3, tekstverbanden en signaalwoorden.
Bekijk eerst het filmpje en lees de theorie. Maak daarna opdracht 2 en 3. Lees daarvoor eerst de tekst die bij opdracht 2 hoort.
Slide 15 - Diapositive
je kunt een mindmap over signaalwoorden/
tekstverbanden op papier maken of digitaal via
mindmeister.com
Gebruik daarvoor blz. 42 en blz. 72 (kan via het e-book).