Modals verbs 3T

Modals verbs
and 
Negations
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 11 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Modals verbs
and 
Negations

Slide 1 - Diapositive

Modals & Negations
- Warming - up 
-Explanation
- ex: 50 /51 /52 /53 /54 P:114/115/116
- Goal :
I can use can, could, should, must, have to, and to be able to in a negative sentence too.






Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Lien

Modals
- Hulpwerkwoorden 
- Je gebruikt het om aan te geven dat je iets (NIET) kan doen, mag doen,  moet doen.
-Ze veranderen de betekenis van de hele werkwoord.
-Ze worden gevolgd door een infinitief zonder to.
Bijv: 
You must go now.
           

Slide 4 - Diapositive

Modal verbs
Be (not) able to =vaardigheden :He is not able to run fast.
Can (not) = kunnen               Mogelijkheden - Vaardigheden
"I can't ride a horse." 
                                    een beleefde vraag stellen
Could (not) 
                                     Mogelijkheid in het verleden
"He could speak French when he was 10 years old." 


Slide 5 - Diapositive

 Modal verbs 
Must (not) = moeten (als je zelf vindt dat iets moet)/ een logische conclusie trekken.
-"We must finish our homework before going out."
- She must be at work ;her car is here.
(don't / doesn't) Have to = moeten (als iemand anders vindt dat iets moet)
Het is verplicht.
''When the traffic light turns red,you have to stop.''    

Slide 6 - Diapositive

Modal verbs
  Should(not)=zou( eigenlijk)moeten vooral bij advies /afraden

-He fixed my computer.It should work now.

-You should eat more fruits and vegetables
 to stay healthy.
       

Slide 7 - Diapositive

Belangrijk:
- Na een modal komt het hele werkwoord!
Bijv: You have to take your medication.

- Modal verbs veranderen niet van vorm.
Geen '' s '' in de derde persoon (enkelvoud)
He swims twice a week.             She/He/It can swim. 
 
-Uitzondering : gebruik een vorm van to do. 
I don't have to be at school today.


 
-Uitzondering : gebruik een vorm van to do. 
He doesn't have to get up early on weekends.

Het betekent dat er geen verplichting is.

Slide 8 - Diapositive

Vraagzinnen maken
modal verb + subject+main verb
I can join you.
     Can I join you?

Slide 9 - Diapositive

Negatieve zinnen maken
Voeg not /n't  na de modal verb
He cannot sing well.
Let op:cannot is één woord

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive