1.12 kn 26 onderwerp, deelonderwerpen en hoofdgedachte + spelling

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

4 mavo

Vandaag

• Inleveren opdracht: overtuigende tekst 
• Examentraining leesvaardigheid (nagekeken terug!)
• Uitleg: onderwerp, deelonderwerpen en hoofdgedachte (kn 26) 
  
• Opdrachten maken 
• nabespreken
• Spelling: werkwoordspelling en leestekens oefenen (22+23)

Inleveren: opdracht 8 (Kern 11)

Je hebt je overtuigende tekst geschreven.

Klopt de informatie?

Is de mening duidelijk geformuleerd?

Kloppen de argumenten?

Is er een duidelijke afsluiting of conclusie?

Is de tekst goed opgebouwd (inleiding, middenstuk, slot)?

Orienterend lezen

Lees de titel

Kijk naar de afbeeldingen bij de tekst

Lees de tussenkopjes

Lees de eerste alinea

Onderwerp

Wat bedoelen we met het onderwerp van een tekst?

Onderwerp

Is datgene waar de tekst over gaat. Je kunt het onderwerp in een of een paar woorden zeggen.

Deelonderwerp

Is een gedeelte van een onderwerp.

Een tekst kan uit verschillende deel- onderwerpen bestaan.

Deelonderwerpen kunnen worden aangegeven met een tussenkopje (dik gedrukte zin, tussen alineas).

Globaal lezen

Je leest de eerste en laatste zin van elke alinea. 

Je kan dan gemakkelijk het deelonderwerp per alinea bepalen.

Hoofdgedachte

De hoofdgedachte is antwoord op de vraag:

Wat zegt de schrijver over het onderwerp van de tekst?'

Dit staat vaak al in de inleiding of in het slot van de tekst.

Soms vat je zelf de hoofdzaken in de tekst samen in een zin.

Aan de slag met:

• Kern 26, blz. 56
• Opdracht 1 t/m 7

Hoe? Per boek/schrift

Vragen:

Deze kun je stellen (hand omhoog).

Wat te doen als je wacht/klaar bent:

• Je leest de woorden bij dit hoofdstuk en leert ze. Je leert ook de woorden van de andere hoofdstukken.

Voor hoe lang?

Tot 12.15 uur

Nabespreken

Pauze

Hoofdletter

Je gebruikt een hoofdletter:

Aan het begin van de zin;

Namen, merken, feestdagen;
Pasen, mijnheer Jansen, Coca-Cola

Leestekens

Een zin eindigt met een leesteken.

• Punt (gewone zin): De deelnemers presenteren hun act.
• Vraagteken (vraagzin): Zijn ze erg zenuwachtig?
• Uitroepteken (uitroep): Doe je best!

Komma

 De komma is een korte pauze in een zin.

Je gebruikt een komma...	bijvoorbeeld
als je iemand aanspreekt	'Hé, wat doe jij hier?'
tussen delen van een opsomming	In de zomer ga ik fietsen, zwemmen, wandelen en raften.
voor voegwoorden als: want, maar, omdat, zoals.	In deze zin staat een komma, want er staat een voegwoord in.
tussen twee persoonsvormen	Pas toen hij dat zei, vielen de puzzelstukjes op z'n plaats.

Aanhalingsteken

Je gebruikt aanhalingstekens:

• Als je een tekst precies opschrijft zoals het gezegd is.
• Als je iemand citeert (letterlijk overneemt): 
• In het recept staat: "Verwarm de oven op 200 graden."
• Om een woord speciale aandacht te geven:
• Hoe spel je 'onmiddellijk' eigenlijk?
  
  

Dubbele punt

Je gebruikt een dubbele punt:

• Bij een opsomming;
• Als je iemand citeert, je begint dan met een : (dubbele punt).

Aan de slag met:

• Kern 22 + 23, blz. 48 t/m blz. 51
• KN22: 1, 2, 3, 5, 6
• KN23: 1, 2, 3, 4

Hoe? Per boek/schrift

Vragen:

Deze kun je stellen (hand omhoog).

Wat te doen als je wacht/klaar bent:

• Je leest de woorden bij dit hoofdstuk en leert ze. Je leert ook de woorden van de andere hoofdstukken.

Voor hoe lang?

Tot 13.00 uur

Nabespreken

Einde les

Info SE1 in Teams/ bestanden/ Studiewijzers en info per SE